Quelinda

Warm

Charlotte Dorren

En? Hoe is het om terug in Grenada te zijn? Deze vraag staat met stip op één.

Het is alsof de straalmotoren van het vliegtuig warmte op ons afvuren. Maar het is geen opgewekte warmte, de hitte is echt. Deze maand is de warmste periode van het jaar in de Caribbean. We zijn het duidelijk niet meer gewend en dat het meer is dan dat, daar komen we later achter.


Op de luchthaven van Grenada hoeven we niet lang op onze koffers te wachten. Maar de weg door de douane daarentegen, duurt een eeuwigheid. Ben ik zojuist te loslippig geweest?

Op het immigratieformulier hebben we netjes aangekruist dat we eten en medicijnen hebben meegenomen en dus word ik ondervraagd.

‘Waarom heeft u dat aangekruist en wat heeft u meegenomen uit Nederland?’

Ik voel dat ik rood word. Vuurrood. En dat is heel lang geleden. ‘Pijnstillers, kaas, sushivellen, sambal, kruiden en koekjes mevrouw.’ Enthousiast vertel ik dat we op een boot wonen.

‘Ah! Heeft u dan ook bootonderdelen meegenomen mevrouw?’

‘Ja, dat hebben we.’ 

Paul draait zich met een zucht naar me toe. ‘Dat had je nou niet moeten zeggen!’

‘Hoezo? Het is toch zo?’ me van geen kwaad bewust.

‘Weet je wat dat geintje gaat kosten?’

Ik heb duidelijk niet over de vraag van de beambte nagedacht. Ad rem genoeg om te ontkennen ben ik ook niet. Trouwens, als ik me er wel op ingesteld had, zou ik het niet gedurfd hebben.

En dus worden we met al onze bagage naar een volgend loket verwezen en na lang wachten opgedragen alles te openen. We moeten laten zien wat we hebben aan te geven. De vrouw werpt een snelle blik en vraagt naar de totaalwaarde van de bootspullen. Ik moet toegeven, heel zorgvuldig hebben we niet uitgepakt en onze schatting is wat grof. De kosten vallen mee.

 

Sneak peak bij Quelinda


Arme taxichauffeur die zo lang op ons heeft moeten wachten. Maar ook hier is het credo geen haast, alleen begrip. We verontschuldigen ons, bedanken hem voor de rit en meldden ons bij de beveiliging van de jachthaven.

Quelinda!’ Er gaat een lampje branden bij de bewaker. Een geel envelopje met de naam van Quelinda ligt klaar. De bootsleutel en de sleutel van een appartementje zitten erin. We hebben onszelf een respijtplekje voor de eerste dagen gegund. Een schoon bed en airco.


Het schemert intussen. Nieuwsgierig als we zijn, besluiten we om een sneak peak bij Quelinda te doen. Het is nog geen 100 meter lopen over zinderend asfalt. Zweet gutst van onze lijven. Daar staat ze, vertrouwd op bokken, met een gitzwart, nieuw geschilderd onderwaterschip.

De luchtbelletjes, die er voorheen zaten omdat de hechting van de verflagen niet optimaal was en de losgelaten antifouling, zijn verdwenen. De mannen hebben mooi werk verricht.

Eigenlijk hadden we dit zelf moeten doen, maar dat leek ons geen goed begin van de terugkeer. Zodoende hadden we vanuit Nederland contact gehouden en akkoord gegeven om het onderwaterschip te zandstralen en opnieuw in de verf te zetten. Wat zijn we daar nu blij mee!

We staren omhoog naar het dek. Naar binnen gaan we nog maar niet. Allebei hebben we geen zin in een slapeloze nacht. Die zorg is voor morgen.  

 

Aan de slag aan boord


Het is drie uur ‘s nachts. Ik ben klaarwakker. Daar is de jetlag. Over een paar dagen zal ik er weer vanaf zijn. Met moeite dwing ik mezelf tot hazenslaapjes en om 6 uur sta ik op.  

Paul is intussen ook wakker. ‘Ik heb heerlijk geslapen, jij? Kijkt een opgewekt gezicht me aan. ´Zo meteen begint de Formule 1. Wil jij koffie regelen?’

Koffie is mijn taak zolang Paul zich onverstoord vergaapt aan zijn zowat enige guilty pleasure. De supermarkt en het restaurant zijn nog dicht. Ik besluit de koffie van boord te halen.

Na veel vijven en zessen lukt het me een wiebelige uitschuifladder op de werf te vinden en deze tegen Quelinda´s romp aan te zetten. Paul zou dat in vijf minuten geregeld hebben, ik doe er minstens een uur over. Eerst heb ik op YouTube bekeken hoe je zo’n ladder plaatst, maar toch durf ik niet die vier meter omhoog te klauteren. Als een sip kind loop ik terug naar Paul maar die kijkt nog steeds naar Max en is voorlopig niet bereid om daarvan af te wijken. Hij heeft gelijk ook. Hoe moeilijk kan dit nou zijn?

Ik spreek een Grenadiaan aan. Het is maar goed ook. Ik blijk het uitschuifgedeelte ondersteboven te hebben neergezet. Bezorgd keert de man de ladder, wacht tot ik boven ben en benadrukt dat ik de sporten bovenaan goed moet vastzetten. Geen zorgen, knopen dat kan ik intussen.

 

Daar sta ik. Op een stoffig dek vier meter hoog. Mijn oog valt op twee uitgedroogde kikkers. Hoe in hemelsnaam komen die hier zo hoog? Ik pak de stijve lijfjes en gooi ze over de railing. Vast door vogels.  

Het luik, ons voordeurtje, schuift stroef. Ik ben huiverig voor wat ik zo dadelijk aantref. De onmiskenbare bootlucht, een mengeling van diesel, vocht en polyester, komt me tegemoet. De boordthermometer wijst 37,5 graad aan. Ik open meteen alle zestien luiken voor frisse lucht. Ze kraken en knarsen van droogte. En toch is het hier vochtig. De ramen zijn zwart beschimmeld. Ik hurk om de bilge, de ruimte onder de vloer, te bekijken. Er staat een laagje water als altijd, voornamelijk regenwater dat via de mast naar binnen sijpelt. Stinken doet het niet. Dat is goed.

Zo op het oog valt alles mee. Een keer goed schoonmaken zal Quelinda goed doen. Gauw prop ik een nieuw pak koffie en de kaasschaaf in mijn rugtas. Weg uit deze hitte. Dat vlugge moet ik wel weer afleren. Het Nederlands tempo is hier nergens goed voor.

Paul is aan zijn laatste race rondes bezig. ‘En? Hoe ziet Quelinda eruit?’

‘Stoffig en warm maar alles lijkt in orde. Koffie? Met een crackertje kaas?’ Kaas uit Nederland, mijn guilty pleasure.


Gepokt en gemazeld geldt niet

 

De dagen die volgen gaan we vol goede moed aan de slag. Paul schrobt buiten, ik binnen. Bij het supermarktje verderop haal ik brood en boter en uit een bestelwagen van een oudere vrouw koop ik avocado, bananen, kokosnoot en passievruchtensap. Paul vervangt de doorvoer van de dieptemeter en slingert de 32 jaar oude koelkast aan. Rustig aan maar oudje, dat doen wij ook. Op het heetst van de dag chillen we in het appartementje en kijken onafgebroken het nieuwe seizoen van Oogappels.

Het zijn niet alleen wij die de grootste moeite hebben om overeind te blijven. De serveerster in het barretje uitte pas nog haar zorgen over de opwarming van de aarde. ‘Het stormt eerder, de wind doet raar en het is warmer dan ooit. Iedereen koopt ventilatoren maar ze blazen alleen maar warmte. Er gaan meer ouderen dood.’ Gepokt en gemazeld door warmte geldt ook hier dus maar tot op zekere hoogte.


Ongedierte, een kwestie van tijd


Mijn grootste angst was misschien wel de terugkeer van kakkerlakken. Dat hebben we in Suriname meegemaakt en dat vond ik vreselijk. Maar die hebben we niet aangetroffen. Alleen zitten alle voorraadbussen met pasta, rijst en meel vol springlevende stofluizen en rijstkevers. De onzichtbare eitjes zitten al er al in als je het koopt maar krijgen normaal gesproken niet de kans zich te ontwikkelen. Hier, op deze broedplaats, is het een kwestie van tijd.

Ongedierte floreert aan boord maar verder is het vooral rust roest. Intussen hebben we een vastzittende ankerlier en een smerige stuurketting weer soepel gekregen. Parkeren en sturen, dat zijn twee basale dingen die we nodig hebben om hier weer weg te kunnen varen. De zeilen zetten we er terug op wanneer we in het water liggen.

Klussen is niet erg. We hebben de tijd. Het brengt ons terug naar het alledaagse bootleven. Het is afleiding, ontspanning en een manier om gedachtes van afgelopen periode te ordenen, te verwerken. Het doet ons goed.


Klaar voor het water


Paul durft niet te kijken hoe de straddle carrier Quelinda naar de lift brengt en ze naar zee wordt gereden. ´Een boot hoort in het water, niet op het land´. Alles rammelt en beweegt, maar ik kijk er met bewondering naar. Zo gedreven en vakkundig als ze hier zijn.  

Een half uurtje later drijft ze en we stappen op alsof het de dag van gisteren is. Het starten van de motor blijft spannend maar ze loopt meteen als een zonnetje! De trossen mogen los! We bedanken de mannen voor de zoveelste keer en varen de haven uit en Prickly Bay in.


Herinnering die telt


Quelinda dobbert als vanouds achter haar anker. Het water klotst tegen de romp en de zeewind waait weer. Meneer schildpad heeft zijn koppie boven water gestoken om lucht te happen. Hier is waar ze thuishoort. Het is fijn om terug in Grenada te zijn en daar mag op gedronken worden. Als ik de kombuis in loop om koude limonade te pakken, zie ik dat Paul een foto op het prikbord heeft gehangen. Het is er zonnig met een blauwe lucht. Paul en Robin hebben plezier achter het roer van Quelinda. Het is vanaf nu de warme herinnering die met ons meereist. En elke belevenis vandaag, hoe mooi, hoe verdrietig ook, is er morgen weer eentje. Het is de herinnering die telt.

Ja, ik wil elke maand een belevenis ontvangen en schrijf me in!
door Charlotte Dorren 27 maart 2025
Amerikanen die zijn zo overdreven, niet? ‘Hi, how are you doing?’ klinkt overal en altijd, maar het antwoord lijkt niemand echt te interesseren. Toch kan ik je zeggen, deze eerste indruk is bedrieglijk. De eerste echte kennismaking met Amerikanen komt niet in de vorm van een praatje bij de supermarkt of de wasserette dit keer, maar in een noodsituatie op het water. Na een stevige nachtelijke tocht van 180 mijl vanuit de Bahama’s naderen we West Palm Beach, Florida. De zeedeining en de stroming van de invaart zijn fors. We zijn blij dat we in de luwte van de rivier terechtkomen. Terwijl de stad ontwaakt, maak ik, moe en voldaan, voorop het anker klaar. De wind trekt aan mijn haren. En dan hoor ik Paul’s stem zelfs boven de harde wind uitgalmen. ‘Charlotte, het gaat niet goed!’ schreeuwt hij. ‘Jan is gevallen. Hij denkt dat hij iets gebroken heeft. Ze hebben hulp nodig.’ Snel ankeren we Quelinda . Paul laat de bijboot zakken en vaart naar buddyboat Yulunga om te helpen. Erika, Jan’s vrouw, heeft mankracht nodig bij het laten zakken van de stroeve ankerketting. Intussen blijf ik aan boord en roep de Amerikaanse kustwacht op. Ik leg de situatie uit, geef onze coördinaten door en wacht op hulp. Hoe snel zal er iemand zijn? Ik blijf standby op de marifoon en houd ons Amerikaanse telefoonnummer bij de hand. Nog geen tien minuten na het eerste contact is er een sheriff- en politieboot en niet veel later de ambulanceboot. De rust, efficiëntie en betrokkenheid van de hulpverleners zijn immens en even nodig.
door Charlotte Dorren 5 maart 2025
De Bahama's, een betoverende archipel ten noorden van Cuba en ten oosten van Florida, bestaat uit meer dan 700 eilanden en 2.400 Cays. Sinds 1973 is het onafhankelijk van Groot-Brittannië, maar politiek en historisch gezien, nog altijd nauw verbonden. Koning Charles is het staatshoofd. De sfeer op de kleinere eilanden is kleurrijk en gemoedelijk, een scherp contrast met drukke hoofdstad Nassau, waar miljoenenjachten en giga cruiseschepen het sfeerbeeld bepalen. Overdag een bruisend geënsceneerd toneel, maar zodra de schepen vertrekken, blijft een uitgestorven decor achter. Na inkopen in Nassau gaan we dan ook gauw op zoek naar het echte Bahama gevoel.
door Charlotte Dorren 24 januari 2025
De eindeloze zee strekt zich voor ons uit. De zeilen staan er strak bij en het laatste stukje Cuba verdwijnt achter de horizon, alsof het een afgesloten hoofdstuk is. Ik erger me zoals altijd aan de kriebelende haartjes in mijn gezicht en veeg ze weg. In tegenstelling tot het gevoel van Cuba, dat laat zich niet zo eenvoudig wegvegen. Zelfs voor Cubaanse begrippen was het concertkaartje van nog geen 10 dollarcent goedkoop. Toch was het 19e-eeuwse Tomas Terry-theater, in het centrum van Cienfuegos, amper voor een kwart gevuld. En dat terwijl er een populaire band speelde. Het had ook niets te maken met de schoonheid van het gebouw. De marmeren vloeren en zuilen, de plafondschildering en de rode, velours podiumgordijnen met gele kwasten, straalden grootsheid en allure uit. Zelfs de door de coulissen vliegende vleermuizen deden niets af aan de charme. Waarom de meeste stoelen dan wel leeg bleven? Dat probleem ligt veel dieper. Tamara, in haar vlammende fluorlegging en shirtje, begeleidt ons via een kronkelig zandpad naar het bootje om het meer met flamingo’s te bezoeken. Onderweg praat ze over haar leven. 'Mijn zeven katten krijgen eerst eten.' Tamara werkt zeven dagen per week, voor 24 dollar per maand. Net als iedereen krijgt ze een basisrantsoen: een paar kilo rijst, wat bonen, een flesje olie en wat koffie. Daarnaast betaalt ze wat voor elektriciteit en water. Het huis kreeg haar familie van Fidel Castro. Maar als er iets extra’s nodig is, zoals medicijnen, wordt het ingewikkeld. Het is er niet of het is heel duur. Een spijkerbroek kost 20 dollar en een telefoon een heel jaarsalaris. Toen haar kaak ontstoken was, moest ze de dokter cadeautjes geven om geholpen te worden. Een paar uur later bedanken we Tamara voor haar openheid en het schouwspel van de vele flamingo’s en gaan op weg naar de markt.
door Charlotte Dorren 25 december 2024
Cuba verkeert letterlijk en figuurlijk in zwaar weer. Orkaan Oscar raasde eind oktober over het land, en daarna zorgde een aardbeving voor opschudding. Ook het regime roept vragen op. Er wordt gezegd dat er niets is: geen voedsel, geen brandstof. Sterk verouderde energiecentrales zorgen ervoor dat mensen vaak zonder stroom zitten. Basale levensbehoeften die wij als vanzelfsprekend beschouwen, ontbreken. Wat doet dit met de mensen? En wie zijn wij om daar nu de toerist uit te hangen? Kunnen we beter wegblijven of moeten we juist gaan? Onze wens is om dit land met een open mind te bekijken en te begrijpen. Er zijn genoeg oordelen over Cuba, maar geef ons de kans om ons eigen beeld te vormen. Ter voorbereiding lezen we ons in, en dat helpt de situatie beter te begrijpen. In het kort wil ik die zoektocht graag met jullie delen.
door Charlotte Dorren 4 december 2024
De omstandigheden bepalen het tempo, en wij passen ons aan. Ineens, is daar dat gekoesterde weergaatje. Verre van ideaal, weermodellen worden het maar niet eens, maar het is een kans. Een kans om noordwaarts weg te zeilen uit een land waar we haast vastgeroest zijn. Wegkomen uit Panama is niet eenvoudig. Het ligt aan lagerwal. Hier heerst óf geen wind, óf tegenwind. En de zee verkeert nog altijd in de afterparty van het orkaanseizoen. Squalls De eerste 72 uur van onze vijf daagse tocht, bromt de motor. Een klein zeiltje helpt in te slingeren. De Japanse noedels smaken goed ondanks de katterigheid. Het is wennen aan de deining na zo lang niet op zee te zijn geweest en het is druk. Op onze koerslijn vele grote zeeschepen die net als wij de ultieme route proberen te vinden. En dan, op dag drie gaat de motor uit. Eindelijk is er wind. En hoe! Het is alsof we een test krijgen van de meester, de zee himself . Squall na squall , ministormen, doorstaan we.
door Charlotte Dorren 24 oktober 2024
“Oh nee,” verzucht Jorge, onze vertrouwde taxichauffeur. Hij had het al eerder opgemerkt, het subtiele trekken aan het stuur, maar nu is het onmiskenbaar. In stilte hoopte hij de jachthaven van Shelter Bay Marina te kunnen bereiken en het probleem daar op te lossen. Maar het schrijnende geluid van de velg die over het ruwe asfalt schraapt, gaat intussen door merg en been. Jorge mindert vaart, wacht tot hij een opening in de dichte begroeiing ziet, en stuurt de auto behoedzaam de smalle berm in. We stappen uit in de schemering van de vallende avond. Om de reserveband tevoorschijn te halen, moet eerst 46 kilo ruimbagage uit de achterbak worden getild. De stevige, harde koffer leggen we eerst neer en daarna stapelen we de zachte tassen er bovenop om te voorkomen dat ze in de modderige berm terechtkomen. Tijgermuggen De noodband die hij met trots tevoorschijn tovert, lijkt wel een formule 1 band zo glad. Er is geen enkel profiel meer zichtbaar. Omdat de velg kleiner is dan die van het voorwiel en daar dus niet past, wordt Jorge inventief. Het achterwiel gaat naar rechtsvoor waar het lek was en het te kleine thuiskomertje neemt de plek rechtsachter in. De zwoele warmte valt als een sluier over ons heen. Zweet parelt alsof we in de sauna staan. Binnen mum van tijd worden we belaagd door muggen die zich gretig tegoed doen aan ons bloed. Gauw graai ik naar muggenspray als zelfs Jorge onrustig wordt. Want rondvliegende tijgermuggen die dengue, knokkelkoorts, overbrengen is hier geen uitzondering. Daar wil je niet mee besmet raken. Bijna thuis Daar sta ik dan, mijn telefoon omhooghoudend om Jorge en Paul bij te lichten. De zoete geur van Panama hangt zwaar in de lucht, terwijl de vogeltjes een laatste concert fluiten voor de nacht hen tot stilte dwingt. Met een oude, roestige krik en enthousiasme klaren de mannen binnen twintig minuten de klus. Langzaam en voorzichtig zet Jorge de auto weer in beweging. De donkere weg strekt zich uit door de jungle. Terwijl we verder rijden realiseer ik me dat we bijna thuis zijn. Thuis in een compleet andere wereld dan de wereld waar we gisteren nog van wegvlogen. Dat wordt mooi! De zomer in Nederland heeft ons dit jaar zoveel goed gedaan. Dit keer geen verdriet, maar volop genieten van het warme weerzien met familie en vrienden. Elke omhelzing een thuiskomen, in elk gesprek weer dichter bij elkaar. De kroon op deze zomer was het moment dat we de sleutel in handen kregen van ons nieuwe huis, gekocht terwijl we nog aan de andere kant van de wereld zaten. Het voelde als een belofte van iets nieuws, iets vast, van steen. We hebben keihard gewerkt aan de verbouwing. Niet gemakkelijk, maar met elke geplaatste muur, elke schroef en verfstreek groeide ons gevoel van trots en dankbaarheid. Wat wordt dat een mooi thuis! Door de golven gedragen Eenmaal terug in Panama voelt het alsof we aan de terugreis naar Nederland zijn begonnen. Waar je normaal in één dag met de auto of het vliegtuig weer thuis bent, gaan we met weer, wind en seizoenen als onze gids, langs de Cayman-eilanden, Cuba, de Bahama’s en de oostkust van Amerika. De geur van zout water, het zilte op onze lippen en de eindeloze horizon als onze begeleiders. Het Vrijheidsbeeld in New York zal ons laatste piketpaaltje zijn voordat we in juli aan de grote oversteek van de Atlantische Oceaan beginnen. Terug naar Nederland, gedragen door de golven.
door Charlotte Dorren 10 mei 2024
‘Ben er klaar mee.’ Met die woorden komt Paul me tegemoet met de dinghy. Vanochtend hadden we een slechte start samen. Mot om onbenulligheden. Allebei behoefte aan eigen ruimte. Paul had me met veel plezier op de kade afgezet en ik was nog veel blijer met vaste grond onder mijn voeten. Weg van het geklauter aan boord en gezoem van ventilatoren. IJskoude kokoslimonade, al wandelend plaatjes schieten en boodschappen doen, daar had ik zin in! Dat maakt me altijd weer blij. Na een paar uurtjes had ik alles gedaan wat ik wilde en mijn frustratie achtergelaten. Bij Paul ging het anders. Smerig en bezweet pakt hij mijn volle tassen beet. ´We kunnen geen water meer maken. Die kutgenerator is weer stuk. ´ ´Wat!? Alweer? Hoe kan dat nou?’ Dit is de tweede, dure motor in nog geen twee jaar tijd. ‘Ja, zeg jij het maar. Naar zijn grootje, het lager is kapot. Ik weet het niet meer Charlotte. Ik ben er zo klaar mee. Misschien moeten we de boot maar gewoon verkopen en een ticket naar Nederland boeken.’ ‘Wat? Quelinda wegdoen?’ Dat zal toch niet. Zeker niet uit zijn mond. ´Klotehitte hier ook. Werkelijk alles gaat stuk. Weken onderhoud gedaan en weer lopen we achter de feiten aan op een plek waar niets te krijgen is. En dan heb ik het nog niet eens over wat dit geintje gaat kosten.’
door Charlotte Dorren 31 maart 2024
Dit mag gewoonweg niet aan onze neus voorbijgaan. Verstandelijk probeer ik heus te beredeneren dat als het niet lukt, er vast weer iets anders op ons pad komt. Maar wat dan? Het is een gedachte die me zolang als we op reis zijn, onzeker maakt en bezighoudt. Het staat in een oud straatje met leilindes voor de deur. Aan het park, in het centrum. Notabene vorig jaar, toen we in Nederland waren, hebben we nog briefjes bij de bewoners in de bus gedaan om ons enthousiasme kenbaar te maken. Al 20 jaar willen we daar wonen en zo graag oud worden. En nu staat er prompt een lieflijk geveltje te koop.  Dromen, durven en doen. De spreuk gaat opnieuw op. Net zoals toen we besloten op wereldreis te gaan. Huis en banen vaarwel durfden te zeggen. En nu is het dit wat ons in complete verwarring brengt en ons uit de comfortzone rukt. Hier, aan de andere kant van de oceaan, waarin alles onmogelijk lijkt.
door Charlotte Dorren 7 maart 2024
Na een indrukwekkende rondwandeling door Ustupu, het grootste dorp van de Guna Yala, vraagt Iniquilipi aan ons en de familie Topaas of we blijven eten. Iniquilipi, een van origine Guna man, woont in Panama-Stad en is hier samen met zijn vrouw en dochter op vakantie bij zijn moeder en zus. We ontmoetten hem aan de steiger en hij gaf ons een warm welkom. Vandaag heeft zijn moeder iets speciaals klaargemaakt. Het zou een eer zijn om dat met ons te delen. Guna´s zijn dol op het visgerecht. De jonge visjes van een soort zalmachtigen, hooguit een paar centimeter groot, groeien op in het rustige water van de nabijgelegen Surghandi rivier. Ze worden gezien als een geschenk van moeder natuur. Nog voordat ze groot genoeg zijn om naar zee te zwemmen, worden ze in netten gevangen en gerookt. Guna’s delen het gerecht met elkaar. Het is zo bijzonder dat het zelfs wordt opgestuurd naar familie in Panama. Vorig jaar was de vangst minimaal. De zee geeft niet meer zoveel maar neemt steeds meer wordt gezegd. Er is minder vis, verbleekt koraal en eilandjes die onbewoonbaar worden of wegspoelen. De Guna’s zien de klimaatverandering met lede ogen aan. Spruitjesgevoel Ik bekijk het diepe bord en voel aan de rand. Lauw, met troebel water en stukken gekookte bakbanaan. In het midden drijft iets in de vorm van een lekkerbek. We mogen beginnen. Als ik het stuk met mijn vingers voorzichtig uit elkaar trek, zie ik zwarte puntjes tussen wit vlees. Het zijn de oogjes van de honderden samengeperste visjes. Ik neem huiverig een hap en zie de Guna familie in mijn ooghoeken verwachtingsvol kijken. Het is taai, melig en rokerig. Ik lach en knik goedkeurend maar krijg het ‘spruitjesgevoel’. Daar zat ik dan. Voor straf, snikkend op de trap in de gang. Vijf koude spruiten, voor elk levensjaar één, weggeschoven naar de rand van mijn bordje. Maar ik vond een uitweg. Eén voor één drukte ik de stinkende kooltjes door het iets te grote gat in de trap waar de verwarmingspijp naar de kelder liep. Briljant! Voor ik het wist waren ze weg. Vrolijk was ik met mijn lege bord terug naar papa en mama gehold voor het toetje. Ik, die vrijwel alles lust, krijg het bord met vissoep haast niet weg en zou het liefst opnieuw een uitweg zoeken. Kan ik het wegmoffelen? Onmogelijk. Laten staan? Geen optie. Niemand van mijn tafelgenoten trapt erin dat ik maar een kleine eter ben wanneer ik zeg dat ik wil delen. Het limoensap dat ik eroverheen kan sprenkelen maakt het beter. De kinderen van Topaas en de Guna kleintjes, krijgen iets anders. Zij moeten tenslotte nog groeien en verdienen het allerbeste eten. De zwager van Iniquilipi toont ons trots een foto van het gisteren geschoten hert. Daar komt de kindersoep. Kraakbeen, vet en fijngemaakte stukjes vlees in water met aardappel en banaan. Ongezouten en zonder kruiden. Ik ben ineens blij met mijn stuk van visjes. Ondanks dat ik het niet lekker vind en er kinderlijk maar onopvallend onderuit probeer te komen om het op te eten, is het in vergelijking met vroeger allesbehalve een straf. Hier zomaar zitten, samen met Paul en lieve zeilvrienden en deelgenoot zijn van het leven van de Guna Yala indianen, dat is heel bijzonder. Ik voel warmte en dankbaarheid. Voordat we op reis gingen durfde ik momenten als deze alleen maar te dromen. Heb jij dat gedaan? ‘Gatverderrie. Charlotte kom eens hier!’ Ze zei geen Lotje. Dat beloofde niet veel goeds. Wekenlang had mama zich afgevraagd waar de nare geur in de kelder toch vandaan kwam. Totdat ze me riep en de beschimmelde spruitjes op een hoopje aantrof in het hoekje van de bovenste plank. ´Wat is dit voor viezigheid? Heb jij dat gedaan?’ ‘Mama, ik zei toch dat de spruitjes vies waren.’
door Charlotte Dorren 30 januari 2024
Heb jij dat ook weleens? Een heldere, haast kinderlijke ingeving? Zomaar iets eenvoudigs waar je nooit eerder bij stilgestaan hebt? Tot dat ene moment. Het kan een ding, een woord, een naam zijn… Het komt vast door de rust die ik ervaarde toen ik de kokosnoot open maakte. Geen gedoe meer met een hamer, theedoek en een hoop splinters zoals vroeger thuis. Maar gecontroleerd en geleerd hier in de Caribbean. De noot links in de hand langzaam ronddraaiend en met rechts en de achterkant van een groot mes over het midden tikkend totdat het open splijt.  Ik staar naar de twee bruine helften met spierwit vruchtvlees. Het lijkt precies op een Bounty reep! Ineens realiseer ik het me. Dáár heeft de fabrikant het idee natuurlijk van! Vroeger vond ik de reep al heerlijk. Dan knabbelde ik de chocolade van de buitenkant waarna mijn vingers natuurlijk vreselijk plakten. Mijn vader probeerde me tevergeefs te overtuigen dat het beter was voor de smaakbeleving hapjes in zijn geheel te nemen. ‘Een stukje paradijs op aarde’, zo luidde de slogan van de reep die vernoemd is naar de Bounty eilanden bij Nieuw-Zeeland. Zo ver zullen wij met Quelinda niet gaan. Maar waar we nu voor anker liggen? Dat is heus een Bounty- waardig, paradijselijk eiland! Paradijsje op aarde, of toch niet? Hier op Coco Banderas Cays ligt zand, zo zacht, net nep. Een plaatje uit de reisgids om bij weg te dromen. Ritselende palmbladeren en zeeschelpen met roze binnenkanten spoelen aan vanuit een azuurblauwe zee alsof het gewoon is. Dit eiland is één van de ruim 350 eilandjes van de Guna Yala, voorheen San Blas. Officieel hoort het bij Panama maar sinds de revolutie, nu 99 jaar geleden, voeren de Guna Yala indianen eigen regie. Mangroven, palmboomeilanden en drukbevolkte dorpjes midden in zee wisselen elkaar af. In totaal wonen er zo’n 55.000 mensen. Het oogt als een paradijsje op aarde. Of toch niet? Nou, soms wel en dan weer allesbehalve. De Guna Yala is tot dusver het mooiste maar niet het gemakkelijkste vaargebied. Het gebied ligt in de Caribische zee aan lagerwal. De oceaan stuwt ons voortdurend gewillig richting kust en de wind blaast meestal uit verkeerde hoek. Wat zeilen, zonder opkruisen en tegen golven in stampen, haast onmogelijk maakt. De motor gaat dan ook regelmatig aan en ondanks onze ruime hoeveelheid diesel zijn we blij dat we onderweg nog wat konden scoren. De ruim twee dagen van Colombia naar hier zonder goede wind hadden aardig ingehakt in de dieselvoorraad. Hier, tussen de uitgeholde, varende boomstammen door, voelt de ronkende motor vreemd. Het geluid en de geur zijn een inbreuk op de pure omgeving. Tegelijk is het een betrouwbare partner die ons, tussen riffen en brekende golven, veilig naar de volgende ankerplek loodst. Het gebied is imponerend, rauw en puur in alle opzichten.
Meer posts
Share by: