door Charlotte Dorren
•
1 oktober 2023
En? Hoe is het om terug in Grenada te zijn? Deze vraag staat met stip op één. Het is alsof de straalmotoren van het vliegtuig warmte op ons afvuren. Maar het is geen opgewekte warmte, de hitte is echt. Deze maand is de warmste periode van het jaar in de Caribbean. We zijn het duidelijk niet meer gewend en dat het meer is dan dat, daar komen we later achter. Op de luchthaven van Grenada hoeven we niet lang op onze koffers te wachten. Maar de weg door de douane daarentegen, duurt een eeuwigheid. Ben ik zojuist te loslippig geweest? Op het immigratieformulier hebben we netjes aangekruist dat we eten en medicijnen hebben meegenomen en dus word ik ondervraagd. ‘Waarom heeft u dat aangekruist en wat heeft u meegenomen uit Nederland?’ Ik voel dat ik rood word. Vuurrood. En dat is heel lang geleden. ‘Pijnstillers, kaas, sushivellen, sambal, kruiden en koekjes mevrouw.’ Enthousiast vertel ik dat we op een boot wonen. ‘Ah! Heeft u dan ook bootonderdelen meegenomen mevrouw?’ ‘Ja, dat hebben we.’ Paul draait zich met een zucht naar me toe. ‘Dat had je nou niet moeten zeggen!’ ‘Hoezo? Het is toch zo?’ me van geen kwaad bewust. ‘Weet je wat dat geintje gaat kosten?’ Ik heb duidelijk niet over de vraag van de beambte nagedacht. Ad rem genoeg om te ontkennen ben ik ook niet. Trouwens, als ik me er wel op ingesteld had, zou ik het niet gedurfd hebben. En dus worden we met al onze bagage naar een volgend loket verwezen en na lang wachten opgedragen alles te openen. We moeten laten zien wat we hebben aan te geven. De vrouw werpt een snelle blik en vraagt naar de totaalwaarde van de bootspullen. Ik moet toegeven, heel zorgvuldig hebben we niet uitgepakt en onze schatting is wat grof. De kosten vallen mee. Sneak peak bij Quelinda Arme taxichauffeur die zo lang op ons heeft moeten wachten. Maar ook hier is het credo geen haast, alleen begrip. We verontschuldigen ons, bedanken hem voor de rit en meldden ons bij de beveiliging van de jachthaven. ‘ Quelinda !’ Er gaat een lampje branden bij de bewaker. Een geel envelopje met de naam van Quelinda ligt klaar. De bootsleutel en de sleutel van een appartementje zitten erin. We hebben onszelf een respijtplekje voor de eerste dagen gegund. Een schoon bed en airco. Het schemert intussen. Nieuwsgierig als we zijn, besluiten we om een sneak peak bij Quelinda te doen. Het is nog geen 100 meter lopen over zinderend asfalt. Zweet gutst van onze lijven. Daar staat ze, vertrouwd op bokken, met een gitzwart, nieuw geschilderd onderwaterschip. De luchtbelletjes, die er voorheen zaten omdat de hechting van de verflagen niet optimaal was en de losgelaten antifouling, zijn verdwenen. De mannen hebben mooi werk verricht. Eigenlijk hadden we dit zelf moeten doen, maar dat leek ons geen goed begin van de terugkeer. Zodoende hadden we vanuit Nederland contact gehouden en akkoord gegeven om het onderwaterschip te zandstralen en opnieuw in de verf te zetten. Wat zijn we daar nu blij mee! We staren omhoog naar het dek. Naar binnen gaan we nog maar niet. Allebei hebben we geen zin in een slapeloze nacht. Die zorg is voor morgen. Aan de slag aan boord Het is drie uur ‘s nachts. Ik ben klaarwakker. Daar is de jetlag. Over een paar dagen zal ik er weer vanaf zijn. Met moeite dwing ik mezelf tot hazenslaapjes en om 6 uur sta ik op. Paul is intussen ook wakker. ‘Ik heb heerlijk geslapen, jij? Kijkt een opgewekt gezicht me aan. ´Zo meteen begint de Formule 1. Wil jij koffie regelen?’ Koffie is mijn taak zolang Paul zich onverstoord vergaapt aan zijn zowat enige guilty pleasure. De supermarkt en het restaurant zijn nog dicht. Ik besluit de koffie van boord te halen. Na veel vijven en zessen lukt het me een wiebelige uitschuifladder op de werf te vinden en deze tegen Quelinda´ s romp aan te zetten. Paul zou dat in vijf minuten geregeld hebben, ik doe er minstens een uur over. Eerst heb ik op YouTube bekeken hoe je zo’n ladder plaatst, maar toch durf ik niet die vier meter omhoog te klauteren. Als een sip kind loop ik terug naar Paul maar die kijkt nog steeds naar Max en is voorlopig niet bereid om daarvan af te wijken. Hij heeft gelijk ook. Hoe moeilijk kan dit nou zijn? Ik spreek een Grenadiaan aan. Het is maar goed ook. Ik blijk het uitschuifgedeelte ondersteboven te hebben neergezet. Bezorgd keert de man de ladder, wacht tot ik boven ben en benadrukt dat ik de sporten bovenaan goed moet vastzetten. Geen zorgen, knopen dat kan ik intussen. Daar sta ik. Op een stoffig dek vier meter hoog. Mijn oog valt op twee uitgedroogde kikkers. Hoe in hemelsnaam komen die hier zo hoog? Ik pak de stijve lijfjes en gooi ze over de railing. Vast door vogels. Het luik, ons voordeurtje, schuift stroef. Ik ben huiverig voor wat ik zo dadelijk aantref. De onmiskenbare bootlucht, een mengeling van diesel, vocht en polyester, komt me tegemoet. De boordthermometer wijst 37,5 graad aan. Ik open meteen alle zestien luiken voor frisse lucht. Ze kraken en knarsen van droogte. En toch is het hier vochtig. De ramen zijn zwart beschimmeld. Ik hurk om de bilge, de ruimte onder de vloer, te bekijken. Er staat een laagje water als altijd, voornamelijk regenwater dat via de mast naar binnen sijpelt. Stinken doet het niet. Dat is goed. Zo op het oog valt alles mee. Een keer goed schoonmaken zal Quelinda goed doen. Gauw prop ik een nieuw pak koffie en de kaasschaaf in mijn rugtas. Weg uit deze hitte. Dat vlugge moet ik wel weer afleren. Het Nederlands tempo is hier nergens goed voor. Paul is aan zijn laatste race rondes bezig. ‘En? Hoe ziet Quelinda eruit?’ ‘Stoffig en warm maar alles lijkt in orde. Koffie? Met een crackertje kaas?’ Kaas uit Nederland, mijn guilty pleasure. Gepokt en gemazeld geldt niet De dagen die volgen gaan we vol goede moed aan de slag. Paul schrobt buiten, ik binnen. Bij het supermarktje verderop haal ik brood en boter en uit een bestelwagen van een oudere vrouw koop ik avocado, bananen, kokosnoot en passievruchtensap. Paul vervangt de doorvoer van de dieptemeter en slingert de 32 jaar oude koelkast aan. Rustig aan maar oudje, dat doen wij ook. Op het heetst van de dag chillen we in het appartementje en kijken onafgebroken het nieuwe seizoen van Oogappels. Het zijn niet alleen wij die de grootste moeite hebben om overeind te blijven. De serveerster in het barretje uitte pas nog haar zorgen over de opwarming van de aarde. ‘Het stormt eerder, de wind doet raar en het is warmer dan ooit. Iedereen koopt ventilatoren maar ze blazen alleen maar warmte. Er gaan meer ouderen dood.’ Gepokt en gemazeld door warmte geldt ook hier dus maar tot op zekere hoogte. Ongedierte, een kwestie van tijd Mijn grootste angst was misschien wel de terugkeer van kakkerlakken. Dat hebben we in Suriname meegemaakt en dat vond ik vreselijk. Maar die hebben we niet aangetroffen. Alleen zitten alle voorraadbussen met pasta, rijst en meel vol springlevende stofluizen en rijstkevers. De onzichtbare eitjes zitten al er al in als je het koopt maar krijgen normaal gesproken niet de kans zich te ontwikkelen. Hier, op deze broedplaats, is het een kwestie van tijd. Ongedierte floreert aan boord maar verder is het vooral rust roest. Intussen hebben we een vastzittende ankerlier en een smerige stuurketting weer soepel gekregen. Parkeren en sturen, dat zijn twee basale dingen die we nodig hebben om hier weer weg te kunnen varen. De zeilen zetten we er terug op wanneer we in het water liggen. Klussen is niet erg. We hebben de tijd. Het brengt ons terug naar het alledaagse bootleven. Het is afleiding, ontspanning en een manier om gedachtes van afgelopen periode te ordenen, te verwerken. Het doet ons goed. Klaar voor het water Paul durft niet te kijken hoe de straddle carrier Quelinda naar de lift brengt en ze naar zee wordt gereden. ´Een boot hoort in het water, niet op het land´. Alles rammelt en beweegt, maar ik kijk er met bewondering naar. Zo gedreven en vakkundig als ze hier zijn. Een half uurtje later drijft ze en we stappen op alsof het de dag van gisteren is. Het starten van de motor blijft spannend maar ze loopt meteen als een zonnetje! De trossen mogen los! We bedanken de mannen voor de zoveelste keer en varen de haven uit en Prickly Bay in. Herinnering die telt Quelinda dobbert als vanouds achter haar anker. Het water klotst tegen de romp en de zeewind waait weer. Meneer schildpad heeft zijn koppie boven water gestoken om lucht te happen. Hier is waar ze thuishoort. Het is fijn om terug in Grenada te zijn en daar mag op gedronken worden. Als ik de kombuis in loop om koude limonade te pakken, zie ik dat Paul een foto op het prikbord heeft gehangen. Het is er zonnig met een blauwe lucht. Paul en Robin hebben plezier achter het roer van Quelinda . Het is vanaf nu de warme herinnering die met ons meereist. En elke belevenis vandaag, hoe mooi, hoe verdrietig ook, is er morgen weer eentje. Het is de herinnering die telt.