Quelinda

MOED

Charlotte Dorren

Net als je er even niet meer in gelooft, ontstaat er toch weer een vleugje moed om af te maken waar het ooit begon. Ik glimlach en bekijk de vage en vergeelde foto’s van Quelinda en haar toenmalige bemanning. Wat leuk dat de Italiaanse Cristina, de dochter van de eerste eigenaar, ons gevonden heeft en zomaar dit berichtje stuurt. De oude werfbaas die Quelinda in 1991 gebouwd heeft, had ons op Social media gespot en haar getipt. De zonnige zeilfoto’s liegen er niet om. Alles en iedereen straalt! Gaan we het zelf weer durven?

 

Twee maanden geleden is onze reis abrupt stilgelegd. Dat wat ruim een jaar geleden als een machtig mooi zeilavontuur begon, was na het overlijden van Robin, Pauls broer, niet meer belangrijk. Niets meer. Geen wind meer door de haren, geen koers meer naar een volgend tropisch baaitje. De zin en moed om verder te gaan waren totaal verdwenen.

Paul raakte in een half jaar tijd zijn stamgezin kwijt. Geen vader, geen moeder en geen broer meer. Bam. Ineens alles weg. Er zijn mensen die zeggen dat de echte klap van dit verlies nog wel komt. Ik weet het niet. Ik bewonder zijn veerkracht, zijn relativeringsvermogen en zijn geest die vrijwel onmiddellijk kan berusten in het feit dat géén lijden en er plotsklaps uit verlost zijn, de weg is naar acceptatie van zoiets onwerkelijks en verdrietigs.

 

Misschien zijn we wel nooit losgekomen.

 

We wonen nog even bij mam. Op zolder. Het is mijn oude kinderkamer, ingericht als een volwassen B&B voor zo lang als nodig. Het is behelpen denk je misschien, maar het is de beste plek om nu te zijn.

Voordat we op reis gingen, zeiden we tegen elkaar dat we wel zouden zien wanneer we terug naar Nederland zouden komen. Heimwee en gemis kenden we niet zo. Misschien zouden we wel ergens blijven plakken en zelfs gaan wonen. Maar door dit alles merken we hoeveel het betekent om dichtbij herinneringen te blijven, in de oude vertrouwde omgeving bij mensen die om je geven. Sommigen zeggen dat we misschien wel nooit losgekomen zijn. Zou kunnen.


De Italiaanse Cristina vertelt dat ze het moment dat ze Quelinda voor het eerst zag nog heel goed kan herinneren. ‘Che Bella!’ had het toen nog kleine meisje tegen haar ouders geroepen. En omdat ze in Spanje werd gebouwd en nog geen naam had, werd deze uitspraak vertaald naar het Spaanse ‘Que linda’ en samengevoegd. Cristina heeft met haar zusjes vele zomers zeilend doorgebracht. Ze sluit haar berichtje af door ons vele mooie reizen en alle geluk toe te wensen. Ook namens haar ouders. Die wonen intussen op de Canarische eilanden en daar zijn we altijd welkom.

 

Ons verhaal is nog niet af, ook al is het eng.

 

Haar enthousiasme brengt me in gedachten terug naar de Caraïbische Zee. Naar een groen en heuvelachtig Grenada. Naar de comfortabele ankerplek in Secret Bay en een koud glas watermeloencider van de West Indies Beer Company. Wat zou dat stiekem weer lekker zijn. Want mogen we er wel weer naar uitkijken? Dan zie ik ons daar samen weer zitten. Samen mijmeren over wat de volgende dag ons brengt. Misschien wel een auto huren om naar het Grand Etang Lake, het meer in een vulkaankrater, te rijden. Of echte chocolade proeven en Plantage Belmont Estate bezoeken. Een rondje snorkelen en een work-out op de SUP. Wie zouden we nog treffen van het drijvende dorp? Kennen we nog zeilers of zijn ze allemaal weer verder op weg naar een volgende bestemming. Naar Bonaire, Curacao of Colombia zoals we zelf voor ogen hadden?


Het zijn fijne gedachtes die de afgelopen paar weken langzaam opkomen. Een teken van ruimte om de toekomst weer met open ogen te kunnen bekijken. Waarin helder wordt dat onze reis, ons verhaal nog niet af is, ook al is het eng. Want wat is het volgende? Fluistert een stemmetje toe. Maar toch, onze tickets zijn geboekt. Op 15 september vliegen we terug naar Grenada. We gaan het doen, die draad weer oppakken.  

En Quelinda? Zij is ook bijna klaar om het water weer in te glijden. Eigenlijk zou er een rotklus op ons liggen te wachten. Drie lagen verf afkrabben, schuren en weer aanbrengen in de bloedhitte. Maar dat hebben we wijselijk overgelaten aan de werf, die heel blij is met een extra klus. Het enige wat we nog moeten doen is de ankerlier nakijken, de markering op de ketting schilderen, de romp poetsen, schoonmaken, inrichten, de doorvoer van de dieptemeter vervangen, anodes en zeilen erop zetten en wat niet weet nog meer. Klussen die te overzien zijn toch? Ik zeg, welkom terug.  

door Charlotte Dorren 24 oktober 2024
“Oh nee,” verzucht Jorge, onze vertrouwde taxichauffeur. Hij had het al eerder opgemerkt, het subtiele trekken aan het stuur, maar nu is het onmiskenbaar. In stilte hoopte hij de jachthaven van Shelter Bay Marina te kunnen bereiken en het probleem daar op te lossen. Maar het schrijnende geluid van de velg die over het ruwe asfalt schraapt, gaat intussen door merg en been. Jorge mindert vaart, wacht tot hij een opening in de dichte begroeiing ziet, en stuurt de auto behoedzaam de smalle berm in. We stappen uit in de schemering van de vallende avond. Om de reserveband tevoorschijn te halen, moet eerst 46 kilo ruimbagage uit de achterbak worden getild. De stevige, harde koffer leggen we eerst neer en daarna stapelen we de zachte tassen er bovenop om te voorkomen dat ze in de modderige berm terechtkomen. Tijgermuggen De noodband die hij met trots tevoorschijn tovert, lijkt wel een formule 1 band zo glad. Er is geen enkel profiel meer zichtbaar. Omdat de velg kleiner is dan die van het voorwiel en daar dus niet past, wordt Jorge inventief. Het achterwiel gaat naar rechtsvoor waar het lek was en het te kleine thuiskomertje neemt de plek rechtsachter in. De zwoele warmte valt als een sluier over ons heen. Zweet parelt alsof we in de sauna staan. Binnen mum van tijd worden we belaagd door muggen die zich gretig tegoed doen aan ons bloed. Gauw graai ik naar muggenspray als zelfs Jorge onrustig wordt. Want rondvliegende tijgermuggen die dengue, knokkelkoorts, overbrengen is hier geen uitzondering. Daar wil je niet mee besmet raken. Bijna thuis Daar sta ik dan, mijn telefoon omhooghoudend om Jorge en Paul bij te lichten. De zoete geur van Panama hangt zwaar in de lucht, terwijl de vogeltjes een laatste concert fluiten voor de nacht hen tot stilte dwingt. Met een oude, roestige krik en enthousiasme klaren de mannen binnen twintig minuten de klus. Langzaam en voorzichtig zet Jorge de auto weer in beweging. De donkere weg strekt zich uit door de jungle. Terwijl we verder rijden realiseer ik me dat we bijna thuis zijn. Thuis in een compleet andere wereld dan de wereld waar we gisteren nog van wegvlogen. Dat wordt mooi! De zomer in Nederland heeft ons dit jaar zoveel goed gedaan. Dit keer geen verdriet, maar volop genieten van het warme weerzien met familie en vrienden. Elke omhelzing een thuiskomen, in elk gesprek weer dichter bij elkaar. De kroon op deze zomer was het moment dat we de sleutel in handen kregen van ons nieuwe huis, gekocht terwijl we nog aan de andere kant van de wereld zaten. Het voelde als een belofte van iets nieuws, iets vast, van steen. We hebben keihard gewerkt aan de verbouwing. Niet gemakkelijk, maar met elke geplaatste muur, elke schroef en verfstreek groeide ons gevoel van trots en dankbaarheid. Wat wordt dat een mooi thuis! Door de golven gedragen Eenmaal terug in Panama voelt het alsof we aan de terugreis naar Nederland zijn begonnen. Waar je normaal in één dag met de auto of het vliegtuig weer thuis bent, gaan we met weer, wind en seizoenen als onze gids, langs de Cayman-eilanden, Cuba, de Bahama’s en de oostkust van Amerika. De geur van zout water, het zilte op onze lippen en de eindeloze horizon als onze begeleiders. Het Vrijheidsbeeld in New York zal ons laatste piketpaaltje zijn voordat we in juli aan de grote oversteek van de Atlantische Oceaan beginnen. Terug naar Nederland, gedragen door de golven.
door Charlotte Dorren 10 mei 2024
‘Ben er klaar mee.’ Met die woorden komt Paul me tegemoet met de dinghy. Vanochtend hadden we een slechte start samen. Mot om onbenulligheden. Allebei behoefte aan eigen ruimte. Paul had me met veel plezier op de kade afgezet en ik was nog veel blijer met vaste grond onder mijn voeten. Weg van het geklauter aan boord en gezoem van ventilatoren. IJskoude kokoslimonade, al wandelend plaatjes schieten en boodschappen doen, daar had ik zin in! Dat maakt me altijd weer blij. Na een paar uurtjes had ik alles gedaan wat ik wilde en mijn frustratie achtergelaten. Bij Paul ging het anders. Smerig en bezweet pakt hij mijn volle tassen beet. ´We kunnen geen water meer maken. Die kutgenerator is weer stuk. ´ ´Wat!? Alweer? Hoe kan dat nou?’ Dit is de tweede, dure motor in nog geen twee jaar tijd. ‘Ja, zeg jij het maar. Naar zijn grootje, het lager is kapot. Ik weet het niet meer Charlotte. Ik ben er zo klaar mee. Misschien moeten we de boot maar gewoon verkopen en een ticket naar Nederland boeken.’ ‘Wat? Quelinda wegdoen?’ Dat zal toch niet. Zeker niet uit zijn mond. ´Klotehitte hier ook. Werkelijk alles gaat stuk. Weken onderhoud gedaan en weer lopen we achter de feiten aan op een plek waar niets te krijgen is. En dan heb ik het nog niet eens over wat dit geintje gaat kosten.’
door Charlotte Dorren 31 maart 2024
Dit mag gewoonweg niet aan onze neus voorbijgaan. Verstandelijk probeer ik heus te beredeneren dat als het niet lukt, er vast weer iets anders op ons pad komt. Maar wat dan? Het is een gedachte die me zolang als we op reis zijn, onzeker maakt en bezighoudt. Het staat in een oud straatje met leilindes voor de deur. Aan het park, in het centrum. Notabene vorig jaar, toen we in Nederland waren, hebben we nog briefjes bij de bewoners in de bus gedaan om ons enthousiasme kenbaar te maken. Al 20 jaar willen we daar wonen en zo graag oud worden. En nu staat er prompt een lieflijk geveltje te koop.  Dromen, durven en doen. De spreuk gaat opnieuw op. Net zoals toen we besloten op wereldreis te gaan. Huis en banen vaarwel durfden te zeggen. En nu is het dit wat ons in complete verwarring brengt en ons uit de comfortzone rukt. Hier, aan de andere kant van de oceaan, waarin alles onmogelijk lijkt.
door Charlotte Dorren 7 maart 2024
Na een indrukwekkende rondwandeling door Ustupu, het grootste dorp van de Guna Yala, vraagt Iniquilipi aan ons en de familie Topaas of we blijven eten. Iniquilipi, een van origine Guna man, woont in Panama-Stad en is hier samen met zijn vrouw en dochter op vakantie bij zijn moeder en zus. We ontmoetten hem aan de steiger en hij gaf ons een warm welkom. Vandaag heeft zijn moeder iets speciaals klaargemaakt. Het zou een eer zijn om dat met ons te delen. Guna´s zijn dol op het visgerecht. De jonge visjes van een soort zalmachtigen, hooguit een paar centimeter groot, groeien op in het rustige water van de nabijgelegen Surghandi rivier. Ze worden gezien als een geschenk van moeder natuur. Nog voordat ze groot genoeg zijn om naar zee te zwemmen, worden ze in netten gevangen en gerookt. Guna’s delen het gerecht met elkaar. Het is zo bijzonder dat het zelfs wordt opgestuurd naar familie in Panama. Vorig jaar was de vangst minimaal. De zee geeft niet meer zoveel maar neemt steeds meer wordt gezegd. Er is minder vis, verbleekt koraal en eilandjes die onbewoonbaar worden of wegspoelen. De Guna’s zien de klimaatverandering met lede ogen aan. Spruitjesgevoel Ik bekijk het diepe bord en voel aan de rand. Lauw, met troebel water en stukken gekookte bakbanaan. In het midden drijft iets in de vorm van een lekkerbek. We mogen beginnen. Als ik het stuk met mijn vingers voorzichtig uit elkaar trek, zie ik zwarte puntjes tussen wit vlees. Het zijn de oogjes van de honderden samengeperste visjes. Ik neem huiverig een hap en zie de Guna familie in mijn ooghoeken verwachtingsvol kijken. Het is taai, melig en rokerig. Ik lach en knik goedkeurend maar krijg het ‘spruitjesgevoel’. Daar zat ik dan. Voor straf, snikkend op de trap in de gang. Vijf koude spruiten, voor elk levensjaar één, weggeschoven naar de rand van mijn bordje. Maar ik vond een uitweg. Eén voor één drukte ik de stinkende kooltjes door het iets te grote gat in de trap waar de verwarmingspijp naar de kelder liep. Briljant! Voor ik het wist waren ze weg. Vrolijk was ik met mijn lege bord terug naar papa en mama gehold voor het toetje. Ik, die vrijwel alles lust, krijg het bord met vissoep haast niet weg en zou het liefst opnieuw een uitweg zoeken. Kan ik het wegmoffelen? Onmogelijk. Laten staan? Geen optie. Niemand van mijn tafelgenoten trapt erin dat ik maar een kleine eter ben wanneer ik zeg dat ik wil delen. Het limoensap dat ik eroverheen kan sprenkelen maakt het beter. De kinderen van Topaas en de Guna kleintjes, krijgen iets anders. Zij moeten tenslotte nog groeien en verdienen het allerbeste eten. De zwager van Iniquilipi toont ons trots een foto van het gisteren geschoten hert. Daar komt de kindersoep. Kraakbeen, vet en fijngemaakte stukjes vlees in water met aardappel en banaan. Ongezouten en zonder kruiden. Ik ben ineens blij met mijn stuk van visjes. Ondanks dat ik het niet lekker vind en er kinderlijk maar onopvallend onderuit probeer te komen om het op te eten, is het in vergelijking met vroeger allesbehalve een straf. Hier zomaar zitten, samen met Paul en lieve zeilvrienden en deelgenoot zijn van het leven van de Guna Yala indianen, dat is heel bijzonder. Ik voel warmte en dankbaarheid. Voordat we op reis gingen durfde ik momenten als deze alleen maar te dromen. Heb jij dat gedaan? ‘Gatverderrie. Charlotte kom eens hier!’ Ze zei geen Lotje. Dat beloofde niet veel goeds. Wekenlang had mama zich afgevraagd waar de nare geur in de kelder toch vandaan kwam. Totdat ze me riep en de beschimmelde spruitjes op een hoopje aantrof in het hoekje van de bovenste plank. ´Wat is dit voor viezigheid? Heb jij dat gedaan?’ ‘Mama, ik zei toch dat de spruitjes vies waren.’
door Charlotte Dorren 30 januari 2024
Heb jij dat ook weleens? Een heldere, haast kinderlijke ingeving? Zomaar iets eenvoudigs waar je nooit eerder bij stilgestaan hebt? Tot dat ene moment. Het kan een ding, een woord, een naam zijn… Het komt vast door de rust die ik ervaarde toen ik de kokosnoot open maakte. Geen gedoe meer met een hamer, theedoek en een hoop splinters zoals vroeger thuis. Maar gecontroleerd en geleerd hier in de Caribbean. De noot links in de hand langzaam ronddraaiend en met rechts en de achterkant van een groot mes over het midden tikkend totdat het open splijt.  Ik staar naar de twee bruine helften met spierwit vruchtvlees. Het lijkt precies op een Bounty reep! Ineens realiseer ik het me. Dáár heeft de fabrikant het idee natuurlijk van! Vroeger vond ik de reep al heerlijk. Dan knabbelde ik de chocolade van de buitenkant waarna mijn vingers natuurlijk vreselijk plakten. Mijn vader probeerde me tevergeefs te overtuigen dat het beter was voor de smaakbeleving hapjes in zijn geheel te nemen. ‘Een stukje paradijs op aarde’, zo luidde de slogan van de reep die vernoemd is naar de Bounty eilanden bij Nieuw-Zeeland. Zo ver zullen wij met Quelinda niet gaan. Maar waar we nu voor anker liggen? Dat is heus een Bounty- waardig, paradijselijk eiland! Paradijsje op aarde, of toch niet? Hier op Coco Banderas Cays ligt zand, zo zacht, net nep. Een plaatje uit de reisgids om bij weg te dromen. Ritselende palmbladeren en zeeschelpen met roze binnenkanten spoelen aan vanuit een azuurblauwe zee alsof het gewoon is. Dit eiland is één van de ruim 350 eilandjes van de Guna Yala, voorheen San Blas. Officieel hoort het bij Panama maar sinds de revolutie, nu 99 jaar geleden, voeren de Guna Yala indianen eigen regie. Mangroven, palmboomeilanden en drukbevolkte dorpjes midden in zee wisselen elkaar af. In totaal wonen er zo’n 55.000 mensen. Het oogt als een paradijsje op aarde. Of toch niet? Nou, soms wel en dan weer allesbehalve. De Guna Yala is tot dusver het mooiste maar niet het gemakkelijkste vaargebied. Het gebied ligt in de Caribische zee aan lagerwal. De oceaan stuwt ons voortdurend gewillig richting kust en de wind blaast meestal uit verkeerde hoek. Wat zeilen, zonder opkruisen en tegen golven in stampen, haast onmogelijk maakt. De motor gaat dan ook regelmatig aan en ondanks onze ruime hoeveelheid diesel zijn we blij dat we onderweg nog wat konden scoren. De ruim twee dagen van Colombia naar hier zonder goede wind hadden aardig ingehakt in de dieselvoorraad. Hier, tussen de uitgeholde, varende boomstammen door, voelt de ronkende motor vreemd. Het geluid en de geur zijn een inbreuk op de pure omgeving. Tegelijk is het een betrouwbare partner die ons, tussen riffen en brekende golven, veilig naar de volgende ankerplek loodst. Het gebied is imponerend, rauw en puur in alle opzichten.
door Charlotte Dorren 17 januari 2024
Met de rugzak op lopen we over de boulevard richting bushalte. Metershoge golven stuiven genadeloos het strand op. Colombianen maken er foto’s van en het haalt zelfs de krant. Zo was het ook bij onze aankomst vorige week. Het was laat, donker en het gierde 30 knopen. Dat is windkracht 7. De twee dreigende rotspunten waar Quelinda tussendoor moest, leken dichtbij en steil alsof we ze zouden schampen. Onrustig surften we het havengebied binnen. Er was amper tijd om de lijnen klaar te leggen en eerder op zee mezelf eraan wagen, zou levensgevaarlijk zijn. Vermoeid en onder spanning na een onstuimige tocht van drie dagen, moest er snel gehandeld worden. Paul stond achter het roer, ik aan dek. De wind maakte het onmogelijk elkaar te verstaan. En zo hadden we alle ingrediënten voor miscommunicatie en een rommelige aankomst in Santa Marta te pakken. Maar de alleraardigste marineros van de haven reageerden alert en snel via de marifoon en kwamen ons tegemoet om ons te begeleiden. Tevoren maken we altijd een voorstelling van hoe het zal zijn, bestuderen de weerkaarten, de zee en de route en spreken af wie wat doet. Maar regelmatig loopt het toch anders dan we denken en zijn we goed in elkaar de schuld geven van dat wat misging. Het resultaat, twee chagrijnige zeezeilers die het zat zijn en zich afvragen waarom ze dit ook alweer doen. Zo begon ons avontuur in Santa Marta, Colombia. Haar blik is niet meer van deze wereld Colombia is na Kaapverdië het tweede land waarin we het gevoel hebben in een compleet andere wereld te zijn. Iedereen spreekt er Spaans, de derde wereldtaal die wij op kleuterniveau machtig zijn. En dat is even wennen. De bus naar ons eerste uitje stopt. We kunnen er nog net bij. De beenruimte is zo kort dat Paul er alleen schuin in past. Het is er bloedheet. Bij elke hobbel prikt mijn rechterbovenarm in het raamscharnier. De oudere man naast ons geeft een seintje dat hij eruit wil en loopt houterig naar voren. Met zijn handen zoekt hij steun aan de bagagerekken boven zich. Het stoffen tasje aan zijn rechteronderarm bungelt zo, dat het bij elke stap voorwaarts met de onderkant tegen het hoofd van de volgende medepassagier tikt. Hijzelf heeft niets in de gaten en niemand lijkt onder de indruk. Ik moet erom lachen. De man krijgt keurig hulp bij het uitstappen. Mijn oog valt op een jonge vrouw op straat. Mijn maag krimpt ineen. Ze zit op een platte doos in versleten, vies ondergoed waar alle rek uit is. Haar knokige knietjes tegen elkaar gedrukt. Ooit was ze bloedmooi. Ze kijkt naar één van de mannen vlakbij met een blik die niet meer van deze wereld is. Dit is een beeld waarvan ik weet dat ik het niet meer kwijtraak. Verslaving, het raakt me elke keer weer. En hier in Colombia, misschien wel de bakermat van alle drugsellende, valt het nog meer op. Ik leer dat ik beter geen geld kan geven. Eten wat we over hebben, een kop koffie, of oude kleding dat is beter. Dan kan het tenminste niet geretourneerd worden voor alsnog een paar rotcenten. Pijnlijk duidelijk wordt dat de bedelende moeder met een huilende baby, niet altijd is wat het lijkt. Het kleintje kan zomaar geleend zijn van de echte moeder die in geldnood zit. De criminele leenmoeder betaalt haar en geeft de baby vervolgens de hele dag niets te eten. Het wordt hongerig, huilt van ellende. Onwetende langslopers geven geld aan de verkeerde. Het is hartverscheurend schrijnend. En heus, dat is niet alleen in Colombia, het is overal. Ik zou het niet durven Nog een half uurtje rijden en dan zijn we er. In de bus is vertier genoeg. Een verkoper met potjes menthol stapt in en vertelt in rapido tempo over de helende werking. Hij laat ons voelen en ruiken maar we hebben het echt niet nodig. De volgende die instapt is een oudere dame met een doos piepende kuikens die ze niet alleen kan tillen. Dan een straatrapper. Met een geluidsbox en improvisatie maakt de jonge gast met elke passagier een praatje en een grap. Hij kent Nederland een beetje en we worden in het oranje zonnetje gezet. Pauls brede armen worden geroemd alsof er berenkracht in zit. Het is kostelijk vermaak op weg naar Bonda, een klein bergdorp. We gaan een paar dagen proefdraaien. Want volgende week gaat de backpack op en trekken we drie weken door Colombia. Quelinda laten we achter in de goed beveiligde jachthaven van Santa Marta. We stappen uit bij het politiebureau. Jonge mannen op motoren wenken. Daar moeten we zijn. Het is nog een half uurtje achter op de offroad motor en dan zijn we op plaats van bestemming. Paul moet af en toe afstappen als bijrijder omdat de rotsige, modderige weg door de bergen te steil en te glad is om beiden te dragen. Bij mij gaat het rijden wel goed en dat zonder de getalenteerde bestuurder te knijpen. Ook ik heb mijn motorrijbewijs, maar hier rijden? Dat zou ik niet durven. Kak! De finca , een traditionele plattelandswoning, ligt verscholen in mistig groen. De ochtenden benutten we goed, dan schijnt de zon. ‘s Middags regent het pijpenstelen. We maken een hike naar zeven watervallen en zwemmen in de rivier. Maar dan wordt het fris. Ik krijg het zo koud dat het niet meer past bij het weer. Ik word overgeleverd aan de grillen van mijn darmen. Waarschijnlijk het rivierwater of de vruchtensapjes. Niet veel later is Paul ook de pineut. Voor ons allebei de eerste keer sinds vertrek uit Nederland. Iets wat we veel vaker verwacht hadden. Met samengeknepen billen reizen we terug naar Quelinda. Ondanks dat we nog niet hersteld zijn van de poeperitis beginnen we toch aan de reis. Dit land smaakt naar zoveel meer en ons bin zuunig . Als Hollander laat je een geboekte vlucht niet lopen toch? Na een korte binnenlandse vlucht bereiken we Bogota. Met 8 miljoen mensen op 2640 meter hoogte is het één van de hoogst gelegen hoofdsteden ter wereld. En dat voelen we. De truien en jassen gaan aan en we zijn snel buiten adem. Overdag fietsen we met een artistieke gids een kleurrijke streetart route en lukt het om foto’s te maken. Lopend met de camera in de hand is hier geen goed idee. Lees, weg telefoon. ´s Avonds blijven we net als de Colombianen netjes in het hotel. De laatste dag bezoeken we met een kabelbaan de Monserrate berg met het spierwitte klooster. Het uitzicht over de oneindige, in smog gehulde stad is fenomenaal.
door Charlotte Dorren 26 december 2023
Curaçao, Spaanse Water. Drie uur ’s nachts. We vliegen ons bed uit naar buiten. Een inslag! Maar het schudden van de mast en de harde knal komen niet door het onweer pal boven ons. Paul start intuïtief Quelinda´s motor en ik haast me door het gangboord naar voren. Ik moet mijn gezicht bedekken. De horizontale regen doet pijn en licht verblindt me. Het Duitse echtpaar wat overdag nog vredig naast ons lag, probeert uit alle macht hun felverlichte catamaran van ons af te duwen. ‘You are drifting.’ Klinkt het staccato, bevelerig mijn kant op. De rechter schroefas, de aandrijving van hun boot, blijkt klem te zitten achter onze ankerketting. De twee hebben geen idee wat te doen. Intussen komt Paul aangesneld. ‘Zullen we de lijnen van de duivelsklauw, doorsnijden?’ roep ik. Een duivelsklauw is een haak die onze ankerketting tegen te grote trekkracht beschermt. ‘Dat kan altijd nog!’ waarna Paul de Duitser sommeert de motor en zijn linker schroefas aan te zetten en het stuurwiel naar rechts te draaien. Donder en bliksem flitst door de baai en we zijn huiverig voor al het staal om ons heen. Intussen hol ik op en neer om stootwillen tussen Quelinda en de Cat in te hangen zodat we elkaar niet kunnen beschadigen. Ondanks de consternatie krijg ik het voor elkaar om aan mijn blote billen te denken. Ik ben zo mijn bed uit gestapt. In doorweekt ondergoed proberen we met elkaar uit deze penibele situatie te komen. Tijd voor schaamte hebben we niet. Na een half uur manoeuvreren en geklooi lukt het. De Cat draait bij en de spanning op onze ankerketting verdwijnt waardoor de vastgeraakte schroefas vrij komt. Langzaam pruttelt het stel aangedaan van ons weg. Uit de weerstand geraakt, keert Quelinda met een zwiep terug naar haar oude positie. Nu pas wordt duidelijk hoezeer ze onder spanning heeft gestaan. Niet wij maar onze oosterburgen zijn tijdens deze onstuimige nacht op drift geraakt en hebben Quelinda meegenomen. Als twee verzopen, verkleumde katten, waarvan ik niet wist dat dat laatste kon in de tropen, zien we hoe het echtpaar keer op keer opnieuw probeert te ankeren. Na vijf keer wordt het er rustig. Wanneer het adrenalineniveau gedaald is, duiken we ons bed weer in. Vier uur is het intussen. Nog maar twee uur slapen want het wordt vroeg opstaan. Eindelijk hebben we een interview bij het Amerikaans consulaat in Willemstad, de hoofdstad van Curaçao. Wanneer dit slaagt en we ons visum krijgen, kunnen we volgend jaar ongestoord met de boot door Amerika reizen. Naar het consulaat Voor zeilers met een vakantiewens lijkt het een formaliteit te zijn. Maar toch is de sfeer en de situatie gespannen bij het grijze gebouw van het consulaat. Voor en achter ons staat een lange rij mensen, voornamelijk Venezolanen. Venezuela, ten Zuiden van Curacao, verkeert al jarenlang in een sociaaleconomische en politieke crisis. Hyperinflatie, voedseltekorten, epidemieën. Het land is straatarm, terwijl het eens zo welvarend was. Ook voor ons is het er niet veilig. Miljoenen mensen zijn al gevlucht en ook hier bij het Amerikaans consulaat waagt men een kans op een beter leven. Zijn gepoetste schoenen zijn te groot. Het slobberige pak is hij duidelijk niet gewoon. Onder zijn arm draagt hij een map. De rits is stuk en er steekt papier uit. Voor de zoveelste keer strijkt hij zijn plakkerige haar glad en schuifelt dichter naar de gesloten deur waar de gewapende mannen ons opwachten. Eén voor één worden we naar binnen geroepen. We mogen alleen papier en 360 dollar voor de aanvraag meenemen. We lopen door een detectiepoortje, worden gefouilleerd en naar een interviewruimte begeleid nadat we betaald hebben. Het zijn hokjes naast elkaar met beambten achter smoezelig glas en nul privacy voor ons aanvragers. De man is aan de beurt. Een gesprek in het Spaans volgt. Hij wil graag naar Amerika. In Venezuela is geen werk voor hem. Iets met computers doet hij. Het antwoord van de medewerker is kort. ‘Nee, u krijgt geen toegang tot de Verenigde Staten van Amerika. Goedendag.’ De man biedt geen weerwoord. Draait zich om en loopt weg. Zijn gezicht kan ik niet zien. Het geld voor de aanvraag, wat een Godsvermogen voor hem moet zijn, is hij kwijt. Dan zijn wij. De beambte klinkt anders. Joviaal. Hij heeft zich ingelezen in onze situatie. ‘Jullie zijn zeilers toch? Hoe lang willen jullie blijven?' ‘Dat klopt meneer’, reageer ik. ‘Een maand of zes.’ Vult Paul aan. ‘Precies weten we het niet, hangt van de wind af.’ Besluit ik. De man knikt goedkeurend. ‘Morgen kunt u het visum ophalen.’ Het is alles of niets En dat was het dan. In minder dan een minuut hebben we tien jaar lang toegang tot Amerika. Buiten juichen en zwaaien Venezolanen met bestempelde paspoorten in de rondte, terwijl anderen in een opgelopen rij nog staan te wachten op het oordeel. De man in zijn opperbeste pak zien we aangeslagen weglopen. Klem tussen wal en schip of in volle vaart vooruit. Het is hier alles of niets. En daar staan wij tussen. In deze gekke wereld waarin we het geluk hebben in het bezit te zijn van een Nederlands paspoort, een zeilboot en de welgesteldheid om voorlopig te kunnen gaan en staan waar we willen. Het voelt totaal misplaatst.
door Charlotte Dorren 18 november 2023
We staan voor de etalageruit van een makelaarskantoor waar de meest luxueuze villa’s van Bonaire aangeboden worden. Huizen kijken. Waar we ook zijn, dat blijft leuk. ‘Jullie zijn toch niet die mensen uit Noordschans hè?’ klinkt het achter ons. Paul en ik kijken elkaar met opgetrokken wenkbrauwen aan. Bescheiden draaien we ons om. ´Ja, dat zijn wij…´ Twee blije gezichten kijken ons aan. ‘Wat leuk! Wij hebben jullie vorig jaar in de haven uitgezwaaid.’ ´Echt waar! Dat is toevallig! ´ het duurt even voordat we Rutger en Annelies herkennen maar er gaat een lichtje branden wanneer we terugdenken aan de dagen voor vertrek. Quelinda lag voor het havenpaviljoen te pronken en precies daar tegenover lag hun Dynamic 4000. Ze zijn hier samen met de twee kinderen op vakantie. Het is zo´n leuk gesprek dat we de volgende dag afspreken voor een borrel in hun vakantieparadijs. Annelies biedt zelfs aan dat ik de was kan doen en daar zeg je als zeiler geen nee tegen! Het blijkt een gigantisch houten huis aan het strand met infinity pool. Eigenlijk hadden ze een eenvoudige cabaña geboekt maar dat moest à la minute verbouwd worden en toen kregen ze van de organisatie deze prachtige plek aangeboden. Wat heerlijk, dat we zomaar mogen meegenieten. Die avond kronkelt er onverwachts een murene aan de lijn van de visgrage zoon. Het blijkt een hele klus om het imposante dier zijn vrijheid terug te geven. We eten zelfgevangen barracuda, frikandellen, rijstsalade en citroensorbetijs toe. Heerlijk die bijzondere combinaties! Nederlanders onderweg tegenkomen heeft iets speciaals. Even die verbinding met een vertrouwd Nederland en bijna altijd komen er 1001 vragen onze kant op. Hoe slaap je op zee? Zijn jullie elkaar nooit beu? Water maken? Nog nooit van gehoord! Zeeziekte, wat doe je dan? En ga zo maar door. Voor de één leiden we een leven wat afschrikt, voor de ander zijn we een inspiratiebron. Verbazing is er altijd. Voor ons is het een mooie reflectie. Want altijd realiseren we ons dan weer, wat we doen is niet normaal. Het is verdomd bijzonder. Verbleekt koraal, wat verschrikkelijk In Bonaire, zijn we allebei nog nooit geweest. We liggen in hoofdstad Kralendijk aan een mooring. Dat is een dikke lijn die in dit geval vastligt aan een groot blok beton op de zeebodem. Er is veel over te doen onder zeilers omdat de prijzen voor een mooring in een jaar tijd verdrievoudigd zijn. Het kost 35 dollar per dag om in deze een sprookjeswereld te mogen liggen. En we liggen hier rustig behalve wanneer de oceaandeining zich naar binnen keert. In theorie zouden we het strand op gespoeld kunnen worden. Vertrouwen op een mooring is weer wat anders dan vertrouwen op ons anker. Ankeren is hier verboden en als je het beschadigde koraal ziet, dan begrijp je ook waarom. Voor hoe lang zal het nog zo mooi zijn? We zijn geschrokken. Er is momenteel een grote dreiging, de zeer besmettelijke koraalziekte SCTLD ( Stony Coral Tissue Loss Disease ). Het zien van verbleekt, eens zo kleurrijk koraal is verschrikkelijk. Aangetaste gebieden worden op dit moment afgeschermd. We moeten onze duikuitrusting elke dag ontsmetten en mogen per dag op één duikstek duiken. Het doet pijn om dit te zien gebeuren. Ik hoop dat ze gauw de oplossing vinden. Zoiets moois mag niet verloren gaan. Eén grote mindfuck Dit voelt als het einde. Eerst die scherpe sensaties in mijn keel. Dan de druk op mijn ogen. Nu de contracties van mijn middenrif. Verman je. Tel ze Charlotte. Vijf, zes…. Denk aan iets anders want je hoeft er nog geen gehoor aan te geven. Leid jezelf af. Voel aan de bodem van het zwembad, zie die mooie dolfijn voor de boeg in gedachten. Het is één grote mindfuck waar ik mee bezig ben. Genoeg. Gecontroleerd steek ik mijn hoofd boven water. Ik adem uit en neem een teug lucht. Blaas en hap opnieuw naar zuurstof terwijl ik het woord ‘HOPE’ uitspreek. Nog eens uit en weer in. Ik blijf naar Brendan, de instructeur, kijken en zeg: ‘I am OK.’ Twee minuten en 47 seconden staat er op zijn horloge. Zo lang heb ik het volgehouden. Dat is leren freediven . Op één ademteug zo lang mogelijk ontspannen onder water zijn. Want hoe fijn is het om tijdens het snorkelen naar dat mooie koraal te duiken om het beter te bekijken? Net zoals Rohani, de 80-jarige man die op één enkele ademteug, minuten naar grote diepte duikt op zoek naar zijn avondmaal. De documentaire Jago: A life under water , op YouTube is indrukwekkend. Na een week cursus, zijn we allebei in staat om 5 keer langer onder water te blijven. Zwemmen we ruim 60 meter onder water en kan Paul naar 20 meter diepte afdalen. Mij lukt het niet. Ik ben te gespannen bezig met klaren. Klaren werkt bij freediven anders dan bij duiken en ik beheers de techniek nog niet. Ook vraag ik me af waarom ik zo diep zou willen gaan. Ik heb meer tijd nodig en dat is helemaal niet erg. Bij deze sport gaat het niet om snel presteren. Het gaat om ontspanning en in verbinding staan met jezelf. Boomkip ‘Au! Kijk nou!’ Ik veeg een druppel bloed van mijn voetzool en bekijk mijn slipper eens goed. De lange stekel van een Cadushi cactus, steekt een halve centimeter door het rubber heen. Bonaire staat vol met deze metershoge stammen. De geelgroene parkieten zijn gek op de zoete bloemen. Hoe ze tussen de stekels landen zonder zich te bezeren is me een raadsel. Op dit eiland, duikersparadijs met Nederlands comfort, valt nog veel te ontdekken. Deze week hebben we een Pick-up gehuurd. Niet alleen handig voor onze duikuitrusting maar ook een must wanneer je off road Nationaal park Washington Slagbaai wil bezoeken. We zijn uitgestapt. In het begin schrok ik van ze, Iguana’s. Groene leguanen die voor je voeten wegritselen. Boomkip, zo worden ze ook wel genoemd omdat ze naar kip smaken. Intussen ben ik eraan gewend en wordt het een sport om de soms wel twee meter grootte, haast prehistorische dieren te verleiden met een stukje fruit. Schuw zijn ze. Net als de wilde ezels die over het eiland rondlopen. Het zijn er honderden en de populatie groeit. De Spanjaarden, die in de 17 eeuw aan land kwamen, gebruikten ze als werkdier voor het transport van zout en water. Maar met het gemotoriseerde verkeer werden ze afgedankt, losgelaten en verwilderden. Het ezelopvangcentrum waar we gisteren waren, doet er alles aan om de aangereden, zieke en vereenzaamde ezels op te vangen. Met een dubbel gevoel delen Paul en ik meegebrachte wortels uit. Wat een missie, want een overheidsbeleid om de populatie te beperken is er niet. We wandelen verder door het park om flamingo’s van dichterbij te bekijken. De wijze waarop ze met hun snavel op zoek gaan naar weekdiertjes en vervolgens voldaan de hals in hartvorm buigen, is wonderlijk. Ik dacht altijd dat het nep was. Dat de ansichtkaarten, foto's en souvenirtjes van flamingo´s zo bewerkt worden. Maar ze doen het echt! Frikandellen Tussen al die ontdekkingen en vakantieachtige dingen moet er ook gewerkt worden. Dat moet overigens niet, daar kies ik bewust voor. Ik voel me nuttig en ook het reizen blijft zo verfrissend. Maar eerlijk is eerlijk, in de tropische warmte, die in Nederland als voortdurende hittegolf bestempeld zou worden, valt het me een stuk zwaarder. En dus ga ik zo snel mogelijk op zoek naar een geschikte werkplek. De ene keer wandel ik een cafeetje, dan een hotel, of bibliotheek binnen en hier in Bonaire krijg ik van een local de tip om naar ijssalon Luciano te gaan. Er is goede Wifi en airco en als ik met ze overleg, vinden ze het prima dat ik de hele dag een tafeltje bezet. Het is nog laagseizoen. Alleen rond lunchtijd en wanneer een cruiseschip aanmeert stroomt het er vol. Intussen kennen ze me. ´Dushi, wil je nog een limoenlimonade?’ Graag, knik ik. Tevreden kijk ik naar mijn scherm. Het is me de afgelopen dagen gelukt om een mooie nascholing te ontwerpen. Bonk, bonk! Klinkt het bekende geluid tegen het raam. Met haar amandelvormige ogen en lange wimpers zoekt ze mijn aandacht. Ze komt weer even spelen. Ik plaats mijn hand op het glas tegen het kleine handje. Dan prik ik zogenaamd met mijn vinger tegen haar bolle buik. Ze speelt het spelletje mee en doet alsof ze het voelt. Ze springt achteruit van plezier. Ik moet mijn neus tegen de hare houden. De mensen om me heen lachen. En dan is ze weg. Met een glimlach poets ik mijn vette neusafdruk van de ruit en klap de laptop dicht. Tot volgende keer kleine collega. Paul en ik sluiten de dag af met een drankje en Formule 1 bij El Mundo. Laten we daar nou net weer andere Nederlanders tegenkomen. Marleen en Jeroen, toevallig ook zeilers. Ze zijn samen, met beide moeders van respectabele leeftijd, op vakantie in hun eigen kleurrijke huis. Een inspirerend gesprek volgt. Bitterballen en frikandellen staan al gauw op tafel. Vroeger had ik daar een oordeel over. Dan zag ik een Nederlandse vakantieganger in een Spaans restaurant een pot mayonaise en appelmoes uit de handtas halen en een frikandel met friet bestellen terwijl er de meest heerlijke tapas geserveerd werden. Ik begreep daar helemaal niets van. Op vakantie, dan eet je toch lokaal? Maar nu ineens begrijp ik het. Soms wil je je niet meer verwonderen en al helemaal niets nieuws proberen. Maar gewoon het oude vertrouwde en weten waar je aan toe bent. En dan is zo’n vies ‘delletje’ op dushi Bonaire ineens het summum.
door Charlotte Dorren 31 oktober 2023
Ik beweeg mijn pen in het schijnsel van de maan. Slechts een BH, onderbroek en reddingsvest heb ik aan. Dat dit ooit mijn nachtelijk tenue op zee zou zijn, had ik nooit gedacht. Ik ben een koukleum, maar dat ken ik niet meer. De geluiden om me heen zijn vertrouwd. Eerst het geweld van Quelinda’s boeggolf, dan de ontelbare belletjes langszij, alsof je je oor tegen een glas cola houdt. Op het navigatiescherm kijk ik naar Isla Margarita. Het Venezolaanse eiland was eens de hoofdprijs in de finale van Rad van fortuin , de spelshow uit de jaren negentig, waar Leontien de letterbordjes omdraaide. Nu zeilen we er met een grote boog omheen. Het moet. Het is er gevaarlijk. Het land verkeert al jaren in politieke en economische crisis en is berucht om piraterij. Het gaat goed. Letterlijk voor de wind. Het grootzeil staat met 1 rif over stuurboord en de kluiver over bakboord. En zo vlinderen we op fietssnelheid 400 mijl westwaarts richting Bonaire. In totaliteit zo’n 2,5 dag varen vanuit Grenada. Bonaire, bijzondere gemeente van Nederland, staat bekend om de rijke onderwaterwereld. We gaan er vooral duiken en freediven. Dat laatste betekent dat je op één ademteug de diepte in duikt. We kijken ernaar uit en toch, afscheid nemen blijft lastig. De tijd in Grenada was hoe dubbel ook, vooral heel fijn. Een sapje bij George Grenada blijkt een eiland vol verassingen waar we niet zozeer toerist maar eerder buurman en buurvrouw zijn. Er is een levendige en energieke zeilers community te midden van Grenadianen. Het eiland is mooi, comfortabel en de Caribische sfeer blijft in tegenstelling tot Martinique en Guadeloupe behouden. Althans, dat ervaren wij zo. Kilometers rijden we met een huurauto langs kust en vissersdorpen. We doorkruisen het eiland vol nootmuskaatplantages. Het zijn noten die rijkelijk tussen fijne blaadjes in middelgrote bomen hangen. Voor ons helemaal nieuw. Aan de buitenkant ziet een nootmuskaat eruit als een harde abrikoos. En als je de bast van de noot afhaalt, verschijnt er een glanzend lakrood schilletje. En daartussen verscholen zit een geurig nootmuskaatbolletje. Wonderlijk hoe dit prachtig rode velletje, gedroogd, de bruine foelie in grootmoeders soep wordt. De rit over het Spicy Island is fenomenaal maar gaat langzamer dan gedacht. We hebben geen lunch meegenomen en het wordt er, daardoor vooral door mij, niet gezelliger op. Niet eten maakt me bloedchagrijnig. Ik google en kom de Bamboo bar tegen. Op de plaatjes ziet het er vrolijk uit en het is nog geen kwartiertje rijden. Maar eenmaal aangekomen lijkt er niets te zijn. Paul wacht in de auto terwijl ik polshoogte ga nemen en via een kronkelend, stijl straatje de hoek om loop. Ik staar naar een vervallen hotel en een rommelig erf. Een jongeman leunt tegen zijn pick-up en eet een grapefruit. Ik steek mijn hand op en loop naar hem toe. Ik ruik de citrusgeur. Nergens heb ik zulke lekkere gegeten als op Grenada. De tientallen pitten en het pulken aan harde velletjes nam ik graag voor lief. Ik zeg hem waar ik naar op zoek ben. De man vertelt hoofdschuddend dat de Bamboo bar sinds corona verlaten is. Een oudere man in verschoten, gescheurde kleding komt op ons stemgeluid af. De hond in het houten hok vlakbij verroert zich niet maar blijft me wel observeren. ‘Deze mevrouw is op zoek naar een drankje en wat te eten oom.’ De oudere man, George genaamd, biedt meteen een sapje en een banaan aan. Paul is intussen aan komen rijden en ik wenk hem te komen. Met twee glazen, waarvan de inhoud nog net niet over de rand klotst, sjokt George naar de andere kant van het huis waar ooit de eetzaal van het hotel was. We volgen. Hij wijst naar de afbladderende verf op de muren en excuseert zich. En dan volgt zijn levensverhaal. De nabijgelegen waterval vond een andere natuurlijke weg. Daarmee was de grootste toeristische trekpleister verdwenen en ook zijn gasten. Nadat zijn vrouw twee jaar geleden overleed aan kanker was de energie maar vooral de liefde om het hotel voort te zetten verdwenen. Ondertussen nip ik aan het lauwe guave sapje en doe alsof ik het hemels vind. We luisteren en luisteren. Er volgt een rondleiding door zijn tuin. Veel koffie- en bananenplanten zijn verwoest nadat orkaan Ivan in 2004 over zijn grond raasde. Nu kweekt hij anthuriums waarvan de eerste plant notabene uit Nederland kwam. De bedden vol flamingoplanten zijn afgedekt met kokosnootbast. Zo blijft het vocht in de grond en schaduwdoek erboven houdt de zon tegen. Het is er aangenaam. George is trots en geniet zienderogen van het niet meer alledaags verzetje. Hij vertelt over zijn kinderen en hoe het verder moet als hij er niet meer is. Ieder krijgt een gelijk deel of ze nu willen of niet. Ik bewonder zijn levenskracht. We zouden zo nog uren kunnen doorpraten maar besluiten dat het tijd is om te gaan. We vragen of we wat kleingeld als bedankje mogen achterlaten. Dat mag. We rijden verder en sluiten de dag af met een rit naar de supermarkt. Betrapt! Een auto en niet hoeven sjouwen met zware spullen is grote luxe maar eigenlijk vinden we reizen met het openbaar vervoer veel leuker. Gewoon, alledaags. Opgaan in de massa en proberen niet op te vallen. Maar dat laatste dat lukt eigenlijk nooit. De propper van het busje ziet ons. Hij wuift of we mee willen en wacht. In Nederland zou ik hollen, maar hier hoeft dat niet. Te warm. We zijn de eersten en hebben nog alle ruimte. Een straat verder stopt het busje weer en stroomt vol lagereschoolkinderen. De banken voor ons een rijtje meisjes en naast Paul twee jongetjes. Bil aan bil in de warmte op kunstlederen zittingen waar zo meteen alles zal gaan plakken van het zweet. De kinderen kijken wat afwachtend naar ons. Ik breek het ijs door te vragen of ze veel geleerd hebben vandaag. Er wordt synchroon ingestemd. Het meisje voor me, ze lijkt de oudste van het stel, vraagt waarom we zo lang zijn. Ik antwoord dat papa en mama ons dat gegeven hebben en we altijd goed hebben opgelet op school. Dat klonk wijs want het wordt serieus door de kleintjes ontvangen. Het jongetje naast Paul voert al een tijdje een top tot teen onderzoek uit bij Paul. En dan strijkt hij zomaar met zijn handje aan de blonde haren van zijn bovenbeen en moet giechelen als ik hem betrap. Snel trekt hij zijn hand terug. Ik glimlach naar hem. Zoveel haren, zo licht en zo lang dat kennen ze hier natuurlijk helemaal niet. Als we op plaats van bestemming zijn en uitstappen zingt de kleinste hummel van het stel ons toe. ‘Be careful, just walk on the side!’ ‘Thank you sweetie, we will!’ Ondeugende blik Later vertel ik het verhaal van het aaien over Pauls bovenbeen tegen Shademan, de Grenadiaan die in Prikly Bay iedereen voorziet van vervoer en zijn naam dankt aan de liefde voor schaduw, moet er hartelijk om lachen. ‘Here in Grenada we don’t have much hair on the arms and legs.’ Even wordt het gesprek serieus. Toevallig ben ik voor mijn werk namelijk bezig met het schrijven van een nascholing over de huid. Een donkere kleur van de huid is daar een onderdeel van. En wat me duidelijk is geworden dat de donkere huid beter tegen vocht en de warmte kan maar ook droger is, minder haren heeft en deze breekbaar zijn. Kunstige haardracht, kammen en gebruik van chemische middeltjes om te stijlen eisen zo hun tol. Kaalheid komt dan ook vaker voor. Shademan beaamt mijn betoog. Maar dan wordt het hem te serieus en kijkt me ondeugend aan vanuit de achteruitkijkspiegel. ‘We are gifted with other things. God gave us something else. Something big wich woman can play with.’ Weer moet ik erom lachen als ik het plezier in zijn stem hoor. Ik kan door blijven schrijven. Er is nog zoveel te vertellen. Maar punt. Het is alweer licht. Het gele vogeltje dat zojuist op het achterdek is geland gaat voorlopig nergens meer heen. Het knijpt zijn oogjes samen van vermoeidheid en wiebelt alsof het elk moment kan omvallen. Rust maar uit zolang als nodig kleintje. De trip naar Bonaire verloopt fijner dan ooit. Niet vanwege de wind of de kalme zee waar we zelfs in konden zwemmen. Het is ook omdat wij ons rustig voelen na de intense maanden. Geen rouwrandjes maar gouden randjes hebben zich om herinneringen gezet. Niet meer opgejaagd, niet gespannen maar uitgerust. We leven weer in het hier en nu.
door Charlotte Dorren 1 oktober 2023
En? Hoe is het om terug in Grenada te zijn? Deze vraag staat met stip op één. Het is alsof de straalmotoren van het vliegtuig warmte op ons afvuren. Maar het is geen opgewekte warmte, de hitte is echt. Deze maand is de warmste periode van het jaar in de Caribbean. We zijn het duidelijk niet meer gewend en dat het meer is dan dat, daar komen we later achter. Op de luchthaven van Grenada hoeven we niet lang op onze koffers te wachten. Maar de weg door de douane daarentegen, duurt een eeuwigheid. Ben ik zojuist te loslippig geweest? Op het immigratieformulier hebben we netjes aangekruist dat we eten en medicijnen hebben meegenomen en dus word ik ondervraagd. ‘Waarom heeft u dat aangekruist en wat heeft u meegenomen uit Nederland?’ Ik voel dat ik rood word. Vuurrood. En dat is heel lang geleden. ‘Pijnstillers, kaas, sushivellen, sambal, kruiden en koekjes mevrouw.’ Enthousiast vertel ik dat we op een boot wonen. ‘Ah! Heeft u dan ook bootonderdelen meegenomen mevrouw?’ ‘Ja, dat hebben we.’ Paul draait zich met een zucht naar me toe. ‘Dat had je nou niet moeten zeggen!’ ‘Hoezo? Het is toch zo?’ me van geen kwaad bewust. ‘Weet je wat dat geintje gaat kosten?’ Ik heb duidelijk niet over de vraag van de beambte nagedacht. Ad rem genoeg om te ontkennen ben ik ook niet. Trouwens, als ik me er wel op ingesteld had, zou ik het niet gedurfd hebben. En dus worden we met al onze bagage naar een volgend loket verwezen en na lang wachten opgedragen alles te openen. We moeten laten zien wat we hebben aan te geven. De vrouw werpt een snelle blik en vraagt naar de totaalwaarde van de bootspullen. Ik moet toegeven, heel zorgvuldig hebben we niet uitgepakt en onze schatting is wat grof. De kosten vallen mee. Sneak peak bij Quelinda Arme taxichauffeur die zo lang op ons heeft moeten wachten. Maar ook hier is het credo geen haast, alleen begrip. We verontschuldigen ons, bedanken hem voor de rit en meldden ons bij de beveiliging van de jachthaven. ‘ Quelinda !’ Er gaat een lampje branden bij de bewaker. Een geel envelopje met de naam van Quelinda ligt klaar. De bootsleutel en de sleutel van een appartementje zitten erin. We hebben onszelf een respijtplekje voor de eerste dagen gegund. Een schoon bed en airco. Het schemert intussen. Nieuwsgierig als we zijn, besluiten we om een sneak peak bij Quelinda te doen. Het is nog geen 100 meter lopen over zinderend asfalt. Zweet gutst van onze lijven. Daar staat ze, vertrouwd op bokken, met een gitzwart, nieuw geschilderd onderwaterschip. De luchtbelletjes, die er voorheen zaten omdat de hechting van de verflagen niet optimaal was en de losgelaten antifouling, zijn verdwenen. De mannen hebben mooi werk verricht. Eigenlijk hadden we dit zelf moeten doen, maar dat leek ons geen goed begin van de terugkeer. Zodoende hadden we vanuit Nederland contact gehouden en akkoord gegeven om het onderwaterschip te zandstralen en opnieuw in de verf te zetten. Wat zijn we daar nu blij mee! We staren omhoog naar het dek. Naar binnen gaan we nog maar niet. Allebei hebben we geen zin in een slapeloze nacht. Die zorg is voor morgen. Aan de slag aan boord Het is drie uur ‘s nachts. Ik ben klaarwakker. Daar is de jetlag. Over een paar dagen zal ik er weer vanaf zijn. Met moeite dwing ik mezelf tot hazenslaapjes en om 6 uur sta ik op. Paul is intussen ook wakker. ‘Ik heb heerlijk geslapen, jij? Kijkt een opgewekt gezicht me aan. ´Zo meteen begint de Formule 1. Wil jij koffie regelen?’ Koffie is mijn taak zolang Paul zich onverstoord vergaapt aan zijn zowat enige guilty pleasure. De supermarkt en het restaurant zijn nog dicht. Ik besluit de koffie van boord te halen. Na veel vijven en zessen lukt het me een wiebelige uitschuifladder op de werf te vinden en deze tegen Quelinda´ s romp aan te zetten. Paul zou dat in vijf minuten geregeld hebben, ik doe er minstens een uur over. Eerst heb ik op YouTube bekeken hoe je zo’n ladder plaatst, maar toch durf ik niet die vier meter omhoog te klauteren. Als een sip kind loop ik terug naar Paul maar die kijkt nog steeds naar Max en is voorlopig niet bereid om daarvan af te wijken. Hij heeft gelijk ook. Hoe moeilijk kan dit nou zijn? Ik spreek een Grenadiaan aan. Het is maar goed ook. Ik blijk het uitschuifgedeelte ondersteboven te hebben neergezet. Bezorgd keert de man de ladder, wacht tot ik boven ben en benadrukt dat ik de sporten bovenaan goed moet vastzetten. Geen zorgen, knopen dat kan ik intussen. Daar sta ik. Op een stoffig dek vier meter hoog. Mijn oog valt op twee uitgedroogde kikkers. Hoe in hemelsnaam komen die hier zo hoog? Ik pak de stijve lijfjes en gooi ze over de railing. Vast door vogels. Het luik, ons voordeurtje, schuift stroef. Ik ben huiverig voor wat ik zo dadelijk aantref. De onmiskenbare bootlucht, een mengeling van diesel, vocht en polyester, komt me tegemoet. De boordthermometer wijst 37,5 graad aan. Ik open meteen alle zestien luiken voor frisse lucht. Ze kraken en knarsen van droogte. En toch is het hier vochtig. De ramen zijn zwart beschimmeld. Ik hurk om de bilge, de ruimte onder de vloer, te bekijken. Er staat een laagje water als altijd, voornamelijk regenwater dat via de mast naar binnen sijpelt. Stinken doet het niet. Dat is goed. Zo op het oog valt alles mee. Een keer goed schoonmaken zal Quelinda goed doen. Gauw prop ik een nieuw pak koffie en de kaasschaaf in mijn rugtas. Weg uit deze hitte. Dat vlugge moet ik wel weer afleren. Het Nederlands tempo is hier nergens goed voor. Paul is aan zijn laatste race rondes bezig. ‘En? Hoe ziet Quelinda eruit?’ ‘Stoffig en warm maar alles lijkt in orde. Koffie? Met een crackertje kaas?’ Kaas uit Nederland, mijn guilty pleasure. Gepokt en gemazeld geldt niet De dagen die volgen gaan we vol goede moed aan de slag. Paul schrobt buiten, ik binnen. Bij het supermarktje verderop haal ik brood en boter en uit een bestelwagen van een oudere vrouw koop ik avocado, bananen, kokosnoot en passievruchtensap. Paul vervangt de doorvoer van de dieptemeter en slingert de 32 jaar oude koelkast aan. Rustig aan maar oudje, dat doen wij ook. Op het heetst van de dag chillen we in het appartementje en kijken onafgebroken het nieuwe seizoen van Oogappels. Het zijn niet alleen wij die de grootste moeite hebben om overeind te blijven. De serveerster in het barretje uitte pas nog haar zorgen over de opwarming van de aarde. ‘Het stormt eerder, de wind doet raar en het is warmer dan ooit. Iedereen koopt ventilatoren maar ze blazen alleen maar warmte. Er gaan meer ouderen dood.’ Gepokt en gemazeld door warmte geldt ook hier dus maar tot op zekere hoogte. Ongedierte, een kwestie van tijd Mijn grootste angst was misschien wel de terugkeer van kakkerlakken. Dat hebben we in Suriname meegemaakt en dat vond ik vreselijk. Maar die hebben we niet aangetroffen. Alleen zitten alle voorraadbussen met pasta, rijst en meel vol springlevende stofluizen en rijstkevers. De onzichtbare eitjes zitten al er al in als je het koopt maar krijgen normaal gesproken niet de kans zich te ontwikkelen. Hier, op deze broedplaats, is het een kwestie van tijd. Ongedierte floreert aan boord maar verder is het vooral rust roest. Intussen hebben we een vastzittende ankerlier en een smerige stuurketting weer soepel gekregen. Parkeren en sturen, dat zijn twee basale dingen die we nodig hebben om hier weer weg te kunnen varen. De zeilen zetten we er terug op wanneer we in het water liggen. Klussen is niet erg. We hebben de tijd. Het brengt ons terug naar het alledaagse bootleven. Het is afleiding, ontspanning en een manier om gedachtes van afgelopen periode te ordenen, te verwerken. Het doet ons goed. Klaar voor het water Paul durft niet te kijken hoe de straddle carrier Quelinda naar de lift brengt en ze naar zee wordt gereden. ´Een boot hoort in het water, niet op het land´. Alles rammelt en beweegt, maar ik kijk er met bewondering naar. Zo gedreven en vakkundig als ze hier zijn. Een half uurtje later drijft ze en we stappen op alsof het de dag van gisteren is. Het starten van de motor blijft spannend maar ze loopt meteen als een zonnetje! De trossen mogen los! We bedanken de mannen voor de zoveelste keer en varen de haven uit en Prickly Bay in. Herinnering die telt Quelinda dobbert als vanouds achter haar anker. Het water klotst tegen de romp en de zeewind waait weer. Meneer schildpad heeft zijn koppie boven water gestoken om lucht te happen. Hier is waar ze thuishoort. Het is fijn om terug in Grenada te zijn en daar mag op gedronken worden. Als ik de kombuis in loop om koude limonade te pakken, zie ik dat Paul een foto op het prikbord heeft gehangen. Het is er zonnig met een blauwe lucht. Paul en Robin hebben plezier achter het roer van Quelinda . Het is vanaf nu de warme herinnering die met ons meereist. En elke belevenis vandaag, hoe mooi, hoe verdrietig ook, is er morgen weer eentje. Het is de herinnering die telt.
Meer posts
Share by: