Vrijheid

Charlotte Dorren

Cuba verkeert letterlijk en figuurlijk in zwaar weer. Orkaan Oscar raasde eind oktober over het land, en daarna zorgde een aardbeving voor opschudding. Ook het regime roept vragen op. Er wordt gezegd dat er niets is: geen voedsel, geen brandstof. Sterk verouderde energiecentrales zorgen ervoor dat mensen vaak zonder stroom zitten. Basale levensbehoeften die wij als vanzelfsprekend beschouwen, ontbreken. Wat doet dit met de mensen? En wie zijn wij om daar nu de toerist uit te hangen? Kunnen we beter wegblijven of moeten we juist gaan?


Onze wens is om dit land met een open mind te bekijken en te begrijpen. Er zijn genoeg oordelen over Cuba, maar geef ons de kans om ons eigen beeld te vormen. Ter voorbereiding lezen we ons in, en dat helpt de situatie beter te begrijpen. In het kort wil ik die zoektocht graag met jullie delen.


De revolutie


De Cubaanse dictator Fulgencio Batista regeerde in de jaren '50 met harde hand. Onder zijn regime ontstonden extreme ongelijkheid en corruptie. Hij bevorderde de belangen van de Cubaanse elite en buitenlandse bedrijven, vooral uit de VS. De natuurlijke rijkdommen van het land, zoals suikerriet, tabak en nikkel werden uitgebuit, terwijl de Cubanen zelf in steeds grotere armoede leefden. Weerstand tegen zijn regime werd afgestraft met onderdrukking en geweld, wat het verzet tegen Batista aanwakkerde.


Twee vrijheidsstrijders, Fidel Castro en Che Guevara, gingen met geweer in de hand de strijd aan en zorgden in 1959 voor een ommekeer. Voor de Cubanen waren ze niet alleen bevrijders, maar ook symbolen van hoop en trots. Hun revolutie bracht tastbare veranderingen: het analfabetisme daalde, er werden ziekenhuizen gebouwd en er kwam gratis medische zorg. Het is dan ook niet verwonderlijk dat deze twee mannen diep in het hart van het volk werden verankerd. Ze symboliseerden vrijheid en rechtvaardigheid.


Maar er is ook een keerzijde. De idealen van vrijheid en gelijkheid botsten vaak met de realiteit van het autoritaire regime in een communistische, socialistische staat, waarin weinig ruimte was voor politieke oppositie of individuele vrijheid.

Cubaanse trots


Waarom zie je dan toch nog overal de beelden van Fidel en Che?

Het is een weerspiegeling van de trots op de Cubaanse identiteit en het verzet tegen buitenlandse inmenging. Vooral gezien de langdurige Amerikaanse handelsembargo's die het land sinds de jaren '60 economisch verstikken.


Tegelijkertijd speelde de Sovjet-Unie een grote rol in Cuba na de revolutie. Cuba werd een strategische bondgenoot in de Koude Oorlog. Dankzij Russische economische steun, zoals olievoorraden en de afname van Cubaanse suiker, kon het land jarenlang overleven. De val van de Sovjet-Unie in 1991 bracht Cuba opnieuw in een zware crisis met voedsel- en brandstoftekorten.


Op dit moment is de situatie nog steeds uitdagend. Het Amerikaanse embargo blijft van kracht en Russische steun, nu zelf in oorlog, vermindert. De onvrede onder jongeren groeit, en de roep om hervormingen wordt luider.



Met deze achtergrond in gedachten slaan we in Panama flinke voorraden in. We kopen wat we ter plaatse kunnen gebruiken om te helpen, maar ook zelfvoorzienend te blijven: voedsel, medicijnen, verzorgingsproducten en kleding. Maar wat staat ons te wachten in Cuba? Hoe zullen we dit land, met zijn geschiedenis en zijn uitdagingen, ervaren?

Tabak


Opgejaagd door onrustig weer op de Kaaimaneilanden beginnen we aan de tocht. De 420 mijl, naar het Noordwesten richting Mexico, begint onstuimig. Het waait 25-30 knopen en de deining is hoog. Golven raken niet alleen het gangboord, maar belanden ook in de kuip. Ik relativeer door te bedenken dat we dit weervenster nodig hebben. Het zorgt ervoor dat we eindelijk weg zijn uit de onrustige Caribische zee. We gaan als een speer en moeten door, want een front vanuit Amerika zal neerdalen op Cuba en het levensgevaarlijk maken om Marina Hemmingway binnen te varen.


Zodra we de westpunt van Cuba ronden, komt de zee tot rust. De wind verliest zijn kracht door het land, de golven nemen af. De motor moet aan. Het is vreemd om een nieuw land te bereiken en nog meer dan een dag langs de kust te varen voordat we aankomen. Maar deze kalmte, na de spanning en slapeloze nachten van de afgelopen weken, is precies wat we nodig hebben.

Langzaam pruttelen we langs de groene, heuvelachtige kustlijn. De stranden zijn zó wit dat ze bijna onaards lijken. Hier en daar vaart een enkel vracht- of vissersschip.

En dan ruik ik, waar ik altijd naar verlang. De geur van land.

In Suriname rook het alsof ik mijn neus in een zak verse potgrond stak—en hier ruikt het zoet, kruidig, rokerig. Tabak! Tegelijkertijd ruik ik ook iets zwaars, verbrande olie. Een geelgrijze rookpluim die tot in de verte over zee rijkt. Het is één van de energiecentrales van Cuba. Voor de Cubanen een constante bron van onzekerheid: kun je koken, wassen, of wel gewoon licht hebben?

Onze vrijheid ontnomen


In de verte komt de haven in zicht en wordt het drukker met vissersbootjes. Ik maak Paul wakker. De haveningang is nog rustig. We zijn veilig voor het naderende front. Een man in groene legerkleding met geweer en portofoon kijkt naar ons uit en meldt dat we voorbij varen. Weer anderen wachten ons op. Er volgt een kort, bescheiden "goede dag" wanneer de lijnen worden aangenomen en Quelinda wordt vastgelegd.

Er komen steeds meer mensen uit een blauw betonnen gebouwtje met roestige tralies. Alles wordt opgeschreven en gecontroleerd. De bootgegevens, onze paspoorten. Ik ga twee mannen voor bij de inspectie. Een onverwacht compliment volgt: Quelinda blijkt heel opgeruimd. "Dat zien we weleens anders!" zegt één van de twee.


Maar dan gebeurt wat ik had gevreesd. Alle satellietverbindingen worden ingenomen. Starlink mag niet meer gebruikt worden. Dat betekent geen internet, geen belletjes naar moeders en vrienden, en niet kunnen werken. Ik probeer tevergeefs uit te leggen hoe afhankelijk ik ben van die verbinding. De man blijft beleefd en begrijpt me zelfs, dat zie ik aan zijn ogen. Toch voert hij slechts de regels uit. In een wanhopige poging bieden we zelfs geld aan, maar hij weigert. Alles wordt in een zak gestopt en verzegeld met dikke tape en beschreven met stift. Pas als we het land verlaten, mogen we het weer gebruiken. De zak mag wel aan boord blijven.


Zo snel kan vrijheid dus ontnomen worden. De Cubanen én de toeristen mogen alleen gebruik maken van verbindingen die door de overheid gecontroleerd kunnen worden. Het voelt benauwend, beklemmend.


Al gauw stapt een volgende delegatie aan boord: een havenmeester, een dierenarts en een elektricien. We hebben te veel eieren, zo blijkt. In Cuba zijn ze op rantsoen. Na een gesprek over de zware omstandigheden in Cuba en het schamele maandsalaris om rond te komen, glimlacht de dierenarts bedachtzaam: "Die eieren, dat is ons geheimpje." Dan neemt hij de door hem gevraagde fooi aan. Hetzelfde geldt voor de andere twee mannen die de veiligheid in de haven garanderen en Quelinda voorzien van een met plakband aangepaste stroomvoorziening.


Eenmaal netjes op de ligplaats aan de betonnen kade voel ik me een beetje verloren. Opstandigheid vermengd met vermoeidheid. Ik moet eerst bijtanken. Pas dan kan ik mijn oordelen laten varen, relativeren en mezelf openstellen voor wat dit land vast nog meer is.

Een glimlach en een Mojito


Landen in een nieuw land kost tijd. Helemaal wanneer ik me realiseer dat we in drie weken tijd, Panama, de Kaaimaneilanden en nu Cuba aandoen, en we allebei vermoeid zijn. Maar wennen betekent ook exposure, en snel op pad gaan.


We pakken de toeristenbus naar Havana en gaan op zoek naar een Simkaart.

Al gauw leren we dat dollars beter niet gepind, maar op straat gewisseld moeten worden. Ik durf de bank hier crimineel te noemen, met een wisselkoers van 120 in plaats van 300 Cubaanse peso’s voor 1 dollar.


Havana, de grootste en tevens hoofdstad van Cuba, is overweldigend. De geur van riool, vermengd met zeelucht, gasdampen en paardenmest, dringt zich op. De straten zijn vol: mensen die hulp aanbieden, schrale kool en bruine banaan verkopen, bedelen of dat niet meer kunnen en met een rot been in de nattigheid liggen. Het grijpt me bij de strot.


Tegelijkertijd lijkt in deze stad de tijd te hebben stilgestaan en doet verderf zijn intrede. De felgekleurde oldtimers, leegstaande hotels, afbladderende verf, betonrot en herstel dat onmogelijk lijkt. Daaronder verscholen zit prachtige architectuur en klinkt de ritmische muziek met klanken uit de conga, trommel en piano. Op elke hoek biedt een glimlach wel een Mojito aan.


We lunchen in vervreemdende luxe op een piepklein balkonnetje en kijken hoe steltlopers in felle kleren voorbij dansen. De zon schijnt, en voor het eerst in maanden is de temperatuur aangenaam door de aanvoer van verkoelende Noordenwind. Aan het einde van de dag voel ik me een volgezogen spons die weer uitgeknepen moet worden en verlang naar rust.

Ossenkracht en duisternis


De autohuur kost 100 dollar per dag deze decembermaand. Een flinke aanslag op ons budget. Maar dat en de waarschuwing voor slechte wegen, weerhouden ons niet van een roadtrip door de vallei van Viñales, West Cuba.

Het is alles waard! Te paard rijden we langs glooiende velden, door klei en mul zand, en kijken op tegen hoge krijtrotsen. Ossen ploegen de rode aarde om, boeren zaaien yuca en tabak en oogsten bonen en maïs.


Zachtjes laat ik mijn billen over de gladde steen het water in schuiven. Zaklampjes markeren de plek. Juan heeft me verzekerd dat er niks raars zwemt in deze grot. Het water is ijskoud en kraakhelder. En dan gaat het licht voor even uit. Als ik mijn ogen sluit, is het net zo donker als wanneer ik ze open. Het is een duisternis zoals ik nog nooit heb ervaren, zelfs niet op zee.

De paradox


Via de tabaksfabriek en plantage Robaina in Pinar del Rio bereiken we moe en voldaan Maria’s casa. Ze is de 70 gepasseerd en heeft voor ons gekookt: sudderkip met een scheutje honing, zoals haar oma dat altijd deed. Alles smaakt even heerlijk. Ze verontschuldigt zich voor de stroomuitval en geeft ons een lampje mee voor de nacht. Ik zie de zorg op haar gezicht als ze vertelt over de inflatie, het tekort aan medicijnen, en de dagelijkse strijd om rond te komen. Maar dan glimlacht ze weer. Ze houdt van haar land, want hier helpt iedereen elkaar. ‘En jullie? Jullie moeten vooral genieten,’ zegt ze.


Ik lig wakker. Een waterpomp die aanslaat, een blaffende hond. De stilte is nooit volledig, net zoals de indrukken van dit land zullen zijn. De paradox is voelbaar, een land dat nog steeds droomt van vrijheid, maar worstelt met de prijs die daarvoor is betaald.


door Charlotte Dorren 19 mei 2025
Altijd als Paul erover begon, knikte ik. Alsof ik het ook zag: voor anker bij het vrijheidsbeeld. Zijn droom. Zoals Suriname die van mij was. Maar voor mij was New York vooral ver weg en te groots. Het leek me sterk dat we er echt zouden komen. Een jaar geleden hoopte ik stiekem nog van niet en dacht dat we vast wel eerder zouden afbuigen. Het wisselende weer, de lange afstanden. Ik keek er niet naar uit. Waar leg je aan in een stad die nooit stilstaat? Hoe hard stromen de rivieren die miljoenen mensen voorzien? En past een schip als het onze wel ergens tussen staal, sirenes en skyline? Te veel vragen. Te veel onzekerheid. En als het dan te groots wordt, klap ik dicht. Dan druk ik nieuwsgierigheid weg als een ongeduldige gast aan de deur en doe alsof er niemand thuis is. Minderjarig Paul is anders. Waar mijn gedachten dwarrelen en twijfels blijven, legt hij lijnen vast. Een route in zijn hoofd bestaat lang voordat we ook maar één mijl gevaren hebben. En daar is lastig van af te wijken. Stap voor stap vult hij het plaatje in, tot ook ik het begin te herkennen en kan omarmen. En morgen is het dan zover. We varen zowaar The big Apple binnen. Op eigen kracht. Op eigen kiel. Met gezonde spanning en geen weglopen meer. Ongelooflijk. Want wat een stad is dat! Ik was zestien toen ik er voor het eerst kwam. Een bizar verhaal eigenlijk. Ik won de hoofdprijs van een ontwerpwedstrijd van een deodorantmerk en damesblad: knippen, plakken, kleuren. Uren heb ik er als puber op gezeten. Officieel mocht ik niet meedoen, ik was minderjarig. En dus schreef ik me in onder mams naam. Ik weet nog hoe ze met een grote glimlach de reischeque en de bos bloemen in ontvangst nam. Het deed een beetje pijn omdat ik daar niet stond. Maar wat was ik trots op mezelf.
door Charlotte Dorren 30 april 2025
Daar zitten we dan. Met z’n tweeën aan dek, een kop thee in de hand. Het is donker en stil. Het water als een spiegel met slechts een paar boten dobberend om ons heen. Paul wijst naar de horizon. “Daar gebeurt het straks. Nog 30 seconden.” Ik verwacht iets kleins, zoals een vuurpijl. “Zouden we überhaupt iets horen, denk je?” “Geen idee’, fluistert Paul. ‘nog tien seconden, negen, acht…” Maar dan… dat licht! Het is bizar. De horizon gloeit op als een versnelde zonsopkomst. En dan een flits, kaarsrecht omhoog. Quelinda trilt, de lucht barst open en roffelt wanneer de raket de geluidsbarrière doorbreekt. Wat een enorme kracht. Wat een magie.  Voor anker op de Intracoastal Waterway , kijkend naar een raketlancering vanaf Cape Canaveral, het is alsof de hemel ons weer laat zien hoe onbegrijpelijk bijzonder dit leven is. De hele ICW-route langs de Oostkust van Amerika blijkt vol te zitten met deze momenten. Een slingerende waterweg vol contrast. Van mondaine zomerhuizen tot verlaten kreken, van adrenaline tot verstilling.
door Charlotte Dorren 27 maart 2025
Amerikanen die zijn zo overdreven, niet? ‘Hi, how are you doing?’ klinkt overal en altijd, maar het antwoord lijkt niemand echt te interesseren. Toch kan ik je zeggen, deze eerste indruk is bedrieglijk. De eerste echte kennismaking met Amerikanen komt niet in de vorm van een praatje bij de supermarkt of de wasserette dit keer, maar in een noodsituatie op het water. Na een stevige nachtelijke tocht van 180 mijl vanuit de Bahama’s naderen we West Palm Beach, Florida. De zeedeining en de stroming van de invaart zijn fors. We zijn blij dat we in de luwte van de rivier terechtkomen. Terwijl de stad ontwaakt, maak ik, moe en voldaan, voorop het anker klaar. De wind trekt aan mijn haren. En dan hoor ik Paul’s stem zelfs boven de harde wind uitgalmen. ‘Charlotte, het gaat niet goed!’ schreeuwt hij. ‘Jan is gevallen. Hij denkt dat hij iets gebroken heeft. Ze hebben hulp nodig.’ Snel ankeren we Quelinda . Paul laat de bijboot zakken en vaart naar buddyboat Yulunga om te helpen. Erika, Jan’s vrouw, heeft mankracht nodig bij het laten zakken van de stroeve ankerketting. Intussen blijf ik aan boord en roep de Amerikaanse kustwacht op. Ik leg de situatie uit, geef onze coördinaten door en wacht op hulp. Hoe snel zal er iemand zijn? Ik blijf standby op de marifoon en houd ons Amerikaanse telefoonnummer bij de hand. Nog geen tien minuten na het eerste contact is er een sheriff- en politieboot en niet veel later de ambulanceboot. De rust, efficiëntie en betrokkenheid van de hulpverleners zijn immens en even nodig.
door Charlotte Dorren 5 maart 2025
De Bahama's, een betoverende archipel ten noorden van Cuba en ten oosten van Florida, bestaat uit meer dan 700 eilanden en 2.400 Cays. Sinds 1973 is het onafhankelijk van Groot-Brittannië, maar politiek en historisch gezien, nog altijd nauw verbonden. Koning Charles is het staatshoofd. De sfeer op de kleinere eilanden is kleurrijk en gemoedelijk, een scherp contrast met drukke hoofdstad Nassau, waar miljoenenjachten en giga cruiseschepen het sfeerbeeld bepalen. Overdag een bruisend geënsceneerd toneel, maar zodra de schepen vertrekken, blijft een uitgestorven decor achter. Na inkopen in Nassau gaan we dan ook gauw op zoek naar het echte Bahama gevoel.
door Charlotte Dorren 24 januari 2025
De eindeloze zee strekt zich voor ons uit. De zeilen staan er strak bij en het laatste stukje Cuba verdwijnt achter de horizon, alsof het een afgesloten hoofdstuk is. Ik erger me zoals altijd aan de kriebelende haartjes in mijn gezicht en veeg ze weg. In tegenstelling tot het gevoel van Cuba, dat laat zich niet zo eenvoudig wegvegen. Zelfs voor Cubaanse begrippen was het concertkaartje van nog geen 10 dollarcent goedkoop. Toch was het 19e-eeuwse Tomas Terry-theater, in het centrum van Cienfuegos, amper voor een kwart gevuld. En dat terwijl er een populaire band speelde. Het had ook niets te maken met de schoonheid van het gebouw. De marmeren vloeren en zuilen, de plafondschildering en de rode, velours podiumgordijnen met gele kwasten, straalden grootsheid en allure uit. Zelfs de door de coulissen vliegende vleermuizen deden niets af aan de charme. Waarom de meeste stoelen dan wel leeg bleven? Dat probleem ligt veel dieper. Tamara, in haar vlammende fluorlegging en shirtje, begeleidt ons via een kronkelig zandpad naar het bootje om het meer met flamingo’s te bezoeken. Onderweg praat ze over haar leven. 'Mijn zeven katten krijgen eerst eten.' Tamara werkt zeven dagen per week, voor 24 dollar per maand. Net als iedereen krijgt ze een basisrantsoen: een paar kilo rijst, wat bonen, een flesje olie en wat koffie. Daarnaast betaalt ze wat voor elektriciteit en water. Het huis kreeg haar familie van Fidel Castro. Maar als er iets extra’s nodig is, zoals medicijnen, wordt het ingewikkeld. Het is er niet of het is heel duur. Een spijkerbroek kost 20 dollar en een telefoon een heel jaarsalaris. Toen haar kaak ontstoken was, moest ze de dokter cadeautjes geven om geholpen te worden. Een paar uur later bedanken we Tamara voor haar openheid en het schouwspel van de vele flamingo’s en gaan op weg naar de markt.
door Charlotte Dorren 4 december 2024
De omstandigheden bepalen het tempo, en wij passen ons aan. Ineens, is daar dat gekoesterde weergaatje. Verre van ideaal, weermodellen worden het maar niet eens, maar het is een kans. Een kans om noordwaarts weg te zeilen uit een land waar we haast vastgeroest zijn. Wegkomen uit Panama is niet eenvoudig. Het ligt aan lagerwal. Hier heerst óf geen wind, óf tegenwind. En de zee verkeert nog altijd in de afterparty van het orkaanseizoen. Squalls De eerste 72 uur van onze vijf daagse tocht, bromt de motor. Een klein zeiltje helpt in te slingeren. De Japanse noedels smaken goed ondanks de katterigheid. Het is wennen aan de deining na zo lang niet op zee te zijn geweest en het is druk. Op onze koerslijn vele grote zeeschepen die net als wij de ultieme route proberen te vinden. En dan, op dag drie gaat de motor uit. Eindelijk is er wind. En hoe! Het is alsof we een test krijgen van de meester, de zee himself . Squall na squall , ministormen, doorstaan we.
door Charlotte Dorren 24 oktober 2024
“Oh nee,” verzucht Jorge, onze vertrouwde taxichauffeur. Hij had het al eerder opgemerkt, het subtiele trekken aan het stuur, maar nu is het onmiskenbaar. In stilte hoopte hij de jachthaven van Shelter Bay Marina te kunnen bereiken en het probleem daar op te lossen. Maar het schrijnende geluid van de velg die over het ruwe asfalt schraapt, gaat intussen door merg en been. Jorge mindert vaart, wacht tot hij een opening in de dichte begroeiing ziet, en stuurt de auto behoedzaam de smalle berm in. We stappen uit in de schemering van de vallende avond. Om de reserveband tevoorschijn te halen, moet eerst 46 kilo ruimbagage uit de achterbak worden getild. De stevige, harde koffer leggen we eerst neer en daarna stapelen we de zachte tassen er bovenop om te voorkomen dat ze in de modderige berm terechtkomen. Tijgermuggen De noodband die hij met trots tevoorschijn tovert, lijkt wel een formule 1 band zo glad. Er is geen enkel profiel meer zichtbaar. Omdat de velg kleiner is dan die van het voorwiel en daar dus niet past, wordt Jorge inventief. Het achterwiel gaat naar rechtsvoor waar het lek was en het te kleine thuiskomertje neemt de plek rechtsachter in. De zwoele warmte valt als een sluier over ons heen. Zweet parelt alsof we in de sauna staan. Binnen mum van tijd worden we belaagd door muggen die zich gretig tegoed doen aan ons bloed. Gauw graai ik naar muggenspray als zelfs Jorge onrustig wordt. Want rondvliegende tijgermuggen die dengue, knokkelkoorts, overbrengen is hier geen uitzondering. Daar wil je niet mee besmet raken. Bijna thuis Daar sta ik dan, mijn telefoon omhooghoudend om Jorge en Paul bij te lichten. De zoete geur van Panama hangt zwaar in de lucht, terwijl de vogeltjes een laatste concert fluiten voor de nacht hen tot stilte dwingt. Met een oude, roestige krik en enthousiasme klaren de mannen binnen twintig minuten de klus. Langzaam en voorzichtig zet Jorge de auto weer in beweging. De donkere weg strekt zich uit door de jungle. Terwijl we verder rijden realiseer ik me dat we bijna thuis zijn. Thuis in een compleet andere wereld dan de wereld waar we gisteren nog van wegvlogen. Dat wordt mooi! De zomer in Nederland heeft ons dit jaar zoveel goed gedaan. Dit keer geen verdriet, maar volop genieten van het warme weerzien met familie en vrienden. Elke omhelzing een thuiskomen, in elk gesprek weer dichter bij elkaar. De kroon op deze zomer was het moment dat we de sleutel in handen kregen van ons nieuwe huis, gekocht terwijl we nog aan de andere kant van de wereld zaten. Het voelde als een belofte van iets nieuws, iets vast, van steen. We hebben keihard gewerkt aan de verbouwing. Niet gemakkelijk, maar met elke geplaatste muur, elke schroef en verfstreek groeide ons gevoel van trots en dankbaarheid. Wat wordt dat een mooi thuis! Door de golven gedragen Eenmaal terug in Panama voelt het alsof we aan de terugreis naar Nederland zijn begonnen. Waar je normaal in één dag met de auto of het vliegtuig weer thuis bent, gaan we met weer, wind en seizoenen als onze gids, langs de Cayman-eilanden, Cuba, de Bahama’s en de oostkust van Amerika. De geur van zout water, het zilte op onze lippen en de eindeloze horizon als onze begeleiders. Het Vrijheidsbeeld in New York zal ons laatste piketpaaltje zijn voordat we in juli aan de grote oversteek van de Atlantische Oceaan beginnen. Terug naar Nederland, gedragen door de golven.
door Charlotte Dorren 10 mei 2024
‘Ben er klaar mee.’ Met die woorden komt Paul me tegemoet met de dinghy. Vanochtend hadden we een slechte start samen. Mot om onbenulligheden. Allebei behoefte aan eigen ruimte. Paul had me met veel plezier op de kade afgezet en ik was nog veel blijer met vaste grond onder mijn voeten. Weg van het geklauter aan boord en gezoem van ventilatoren. IJskoude kokoslimonade, al wandelend plaatjes schieten en boodschappen doen, daar had ik zin in! Dat maakt me altijd weer blij. Na een paar uurtjes had ik alles gedaan wat ik wilde en mijn frustratie achtergelaten. Bij Paul ging het anders. Smerig en bezweet pakt hij mijn volle tassen beet. ´We kunnen geen water meer maken. Die kutgenerator is weer stuk. ´ ´Wat!? Alweer? Hoe kan dat nou?’ Dit is de tweede, dure motor in nog geen twee jaar tijd. ‘Ja, zeg jij het maar. Naar zijn grootje, het lager is kapot. Ik weet het niet meer Charlotte. Ik ben er zo klaar mee. Misschien moeten we de boot maar gewoon verkopen en een ticket naar Nederland boeken.’ ‘Wat? Quelinda wegdoen?’ Dat zal toch niet. Zeker niet uit zijn mond. ´Klotehitte hier ook. Werkelijk alles gaat stuk. Weken onderhoud gedaan en weer lopen we achter de feiten aan op een plek waar niets te krijgen is. En dan heb ik het nog niet eens over wat dit geintje gaat kosten.’
door Charlotte Dorren 31 maart 2024
Dit mag gewoonweg niet aan onze neus voorbijgaan. Verstandelijk probeer ik heus te beredeneren dat als het niet lukt, er vast weer iets anders op ons pad komt. Maar wat dan? Het is een gedachte die me zolang als we op reis zijn, onzeker maakt en bezighoudt. Het staat in een oud straatje met leilindes voor de deur. Aan het park, in het centrum. Notabene vorig jaar, toen we in Nederland waren, hebben we nog briefjes bij de bewoners in de bus gedaan om ons enthousiasme kenbaar te maken. Al 20 jaar willen we daar wonen en zo graag oud worden. En nu staat er prompt een lieflijk geveltje te koop.  Dromen, durven en doen. De spreuk gaat opnieuw op. Net zoals toen we besloten op wereldreis te gaan. Huis en banen vaarwel durfden te zeggen. En nu is het dit wat ons in complete verwarring brengt en ons uit de comfortzone rukt. Hier, aan de andere kant van de oceaan, waarin alles onmogelijk lijkt.
door Charlotte Dorren 7 maart 2024
Na een indrukwekkende rondwandeling door Ustupu, het grootste dorp van de Guna Yala, vraagt Iniquilipi aan ons en de familie Topaas of we blijven eten. Iniquilipi, een van origine Guna man, woont in Panama-Stad en is hier samen met zijn vrouw en dochter op vakantie bij zijn moeder en zus. We ontmoetten hem aan de steiger en hij gaf ons een warm welkom. Vandaag heeft zijn moeder iets speciaals klaargemaakt. Het zou een eer zijn om dat met ons te delen. Guna´s zijn dol op het visgerecht. De jonge visjes van een soort zalmachtigen, hooguit een paar centimeter groot, groeien op in het rustige water van de nabijgelegen Surghandi rivier. Ze worden gezien als een geschenk van moeder natuur. Nog voordat ze groot genoeg zijn om naar zee te zwemmen, worden ze in netten gevangen en gerookt. Guna’s delen het gerecht met elkaar. Het is zo bijzonder dat het zelfs wordt opgestuurd naar familie in Panama. Vorig jaar was de vangst minimaal. De zee geeft niet meer zoveel maar neemt steeds meer wordt gezegd. Er is minder vis, verbleekt koraal en eilandjes die onbewoonbaar worden of wegspoelen. De Guna’s zien de klimaatverandering met lede ogen aan. Spruitjesgevoel Ik bekijk het diepe bord en voel aan de rand. Lauw, met troebel water en stukken gekookte bakbanaan. In het midden drijft iets in de vorm van een lekkerbek. We mogen beginnen. Als ik het stuk met mijn vingers voorzichtig uit elkaar trek, zie ik zwarte puntjes tussen wit vlees. Het zijn de oogjes van de honderden samengeperste visjes. Ik neem huiverig een hap en zie de Guna familie in mijn ooghoeken verwachtingsvol kijken. Het is taai, melig en rokerig. Ik lach en knik goedkeurend maar krijg het ‘spruitjesgevoel’. Daar zat ik dan. Voor straf, snikkend op de trap in de gang. Vijf koude spruiten, voor elk levensjaar één, weggeschoven naar de rand van mijn bordje. Maar ik vond een uitweg. Eén voor één drukte ik de stinkende kooltjes door het iets te grote gat in de trap waar de verwarmingspijp naar de kelder liep. Briljant! Voor ik het wist waren ze weg. Vrolijk was ik met mijn lege bord terug naar papa en mama gehold voor het toetje. Ik, die vrijwel alles lust, krijg het bord met vissoep haast niet weg en zou het liefst opnieuw een uitweg zoeken. Kan ik het wegmoffelen? Onmogelijk. Laten staan? Geen optie. Niemand van mijn tafelgenoten trapt erin dat ik maar een kleine eter ben wanneer ik zeg dat ik wil delen. Het limoensap dat ik eroverheen kan sprenkelen maakt het beter. De kinderen van Topaas en de Guna kleintjes, krijgen iets anders. Zij moeten tenslotte nog groeien en verdienen het allerbeste eten. De zwager van Iniquilipi toont ons trots een foto van het gisteren geschoten hert. Daar komt de kindersoep. Kraakbeen, vet en fijngemaakte stukjes vlees in water met aardappel en banaan. Ongezouten en zonder kruiden. Ik ben ineens blij met mijn stuk van visjes. Ondanks dat ik het niet lekker vind en er kinderlijk maar onopvallend onderuit probeer te komen om het op te eten, is het in vergelijking met vroeger allesbehalve een straf. Hier zomaar zitten, samen met Paul en lieve zeilvrienden en deelgenoot zijn van het leven van de Guna Yala indianen, dat is heel bijzonder. Ik voel warmte en dankbaarheid. Voordat we op reis gingen durfde ik momenten als deze alleen maar te dromen. Heb jij dat gedaan? ‘Gatverderrie. Charlotte kom eens hier!’ Ze zei geen Lotje. Dat beloofde niet veel goeds. Wekenlang had mama zich afgevraagd waar de nare geur in de kelder toch vandaan kwam. Totdat ze me riep en de beschimmelde spruitjes op een hoopje aantrof in het hoekje van de bovenste plank. ´Wat is dit voor viezigheid? Heb jij dat gedaan?’ ‘Mama, ik zei toch dat de spruitjes vies waren.’
Meer posts